zal overtollig zijn, deze uitgaaf der Ned. Wetboeken aan de Regtsgeleerden, en in het bijzonder die van het Wetboek van Koophandel, ook aan onze voorname handeldrijvenden aan te bevelen. Voor zoo ver de laatstgemelden er nog niet van mogten voorzien zijn, zullen zij verstandig handelen met het zich zoo spoedig mogelijk aan te schaffen. Den inkoop zal niemand hunner zich beklagen.
Hier en daar worden ook de gebreken van ons Wetboek van Koophandel aangetoond, en men moet erkennen, dat wel eens goede bepalingen der Fransche wet door duistere of gebrekkige zijn vervangen. Niet alle veranderingen zijn verbeteringen geweest.
Gelijk de twee vorige, zoo getuigt ook dit derde of laatste Deel van het Handboek voor Notarissen, volgens de Nederlandsche Wetgeving, door den kundigen mabé, van des Schrijvers belezenheid, ijver en studie. Ook hier zal deze en gene wel eens van den Auteur verschillen, hetzij in de opvatting van eenige wetsbepaling, hetzij nopens den gekozen form der voorschriften. Zoo kunnen wij b.v. ons niet volkomen vereenigen met hetgeen over den openbaren verkoop van onroerende goederen gezegd wordt bl. 137 § 61 en volgende, vooral bl. 139 en 140. De Schrijver beweert, dat Art. 1122, sprekende van boedelscheiding, handelt van het geval, dat minderjarigen mededeelgenooten zijn niet van een bepaald stuk goed, maar medegeregtigden in eenen onverdeelden boedel, waaronder zich onroerend goed bevindt; en daaruit leidt hij af, dat vast goed uit eenen boedel, aan meerder- en minderjarigen te zamen, of aan een aantal minderjarigen alleen, doch onverdeeld, toekomende, niet zou mogen worden verkocht, dan volgens art. 1119 en volgende B.W. En wij erkennen dit, als men slechts verkoopt, om eenen overigens reeds genoegzaam vereffenden boedel te scheiden. Maar als nu de boedel, zonder voorafgaanden verkoop, niet tot effenen staat kan worden gebragt, en dus de verkoop niet verlangd wordt, om die goederen of derzelver opbrengst te deelen, maar om schulden af te doen, en eerst daarna te zien, of er, en hoe veel er te deelen zal vallen; of als de verkoop gewenscht wordt, om eenig bewijsbaar voordeel, ook of alleen voor de minderjarigen; dan schijnt ons Art. 1119 enz. B.W. niet van toepassing, en alleen de regterlijke magtiging schijnt ons een vereischte. Alleen dan, als schulden en legaten zijn afbetaald, en er in den boedel niets meer