voelens voor te dragen, die door de Tragedie worden opgewekt. Het is immers niet een plotseling ontstaande en even spoedig verdwijnende schrik, even als bij een onverwacht gevallen donderslag? maar veeleer een ontzagwekkend, het hart vermeesterend, en door geheel het Treurspel heen, nu meer dan minder, de ziel beheerschend gevoel van huivering en angstige verwachting, hetwelk zijne onaangenaamheid verliest door het verheven schoone van stijl en voordragt, ja, zamensmeltende met de zachtere aandoening des medelijdens, in den aanschouwer de bron wordt van dat tragisch genot, dat zich beter ondervinden dan afmalen laat.
Voor het overige verwijst Referent naar zijne beoordeeling van Prof. van limburg brouwer's Proeve in No. X van dit Tijdschrift voor 1839, vooral ook met betrekking tot het karakter van creon, en meent, dat de ϕόβος, of ontzetting, een gemengd gevoel is, zoo van afschrik en vrees ten opzigte der in het stuk handelende personen, als ook voor den toeschouwer zelven, die in treffende voorbeelden ziet, wat er van hemzelven, bij den drang van omstandigheden, worden zou.
Oordeelkundige en smaakvolle geleerden, gelijk de Heeren Professoren geel en van limburg brouwer, en gelijk de Heer elink sterk, zullen ons vaderland en de letteren steeds tot sieraad zijn; doch laat hen nimmer vergeten, dat de vraag: wat was de bedoeling van aristoteles b.v.? slechts een uitlegkundig, geen critisch antwoord vordert; en dat op de vraag: wat is schoon, wat is verheven, wat is vereischte in eenige dichtsoort? nooit een beslissend antwoord kan gegeven worden door het bewijs, dat A of B het alzoo begrepen heeft. Met uitzondering van het geschiedkundige, moet al wat waar is zichzelve bewijzen, zonder ruggesteun van eenig het minste oud of hedendaagsch gezag.