lijk heeft laten wegslepen door den stroom der gestadig aangevoerde romans, bepaalt zich, wanneer zijn geest afgemat is door het verdichte en avontuurlijke, wanneer aan hem, als ervaren romanlezer, geen verdicht verhaal eenen afloop, eene ontknooping meer kan voorstellen, die hem verrast, eindelijk tot hetgeen hij vooronderstellen mag wezenlijk te bestaan, en nogtans, door het verschil met hetgeen zijn dagelijksch leven hem aanbiedt, voor hem den prikkel der nieuwheid heeft. Jammer slechts, dat zelfs het beste,
waarop deze aanmerkingen van toepassing zijn, somtijds in andere opzigten minder aanbevelingwaardig is! Wat het werk betreft, welks titel aan het hoofd van dit verslag staat, in vele opzigten geeft de reiziger blijken van smaak en zoodanigen rijkdom van kundigheden, die hem geschikt maken, om datgeen, wat hij gezien en ondervonden heeft, goed te beschrijven; terwijl hij tevens de gave bezit, om door eenen aangenamen toon den leeslust gaande te houden. En evenwel zouden wij voor ons zwarigheid gemaakt hebben, om het werk, zoo als het is, onzen landgenooten aan te bieden. Moge nu ook de aanmerking, die wij zullen maken, sommigen juist begeerig doen worden naar deze Tafereelen; mogen wij, naar het oordeel van velen, te ouderwetsch zijn in onze wijze van zien, wij willen daarom ons oordeel uiet terughouden. De Schrijver legt namelijk een jammerlijk gebrek aan beginselen aan den dag, in het beoordeelen der verloocheming van het Christendom door renegaten in Konstantinopel, en in de vermelding van zijne galante avonturen. Waarheidsliefde kan eenen achtingwaardigen Schrijver bewegen, om ook zijne afdwalingen bekend te maken; maar hoe moeten wij over den man oordeelen, die niet alleen zijnen overspeligen omgang met eene ligtzinnige vrouw met blijkbaar welgevallen uitvoerig verhaalt, maar zoo geheel ongevoelig is voor het laakbare van zijn gedrag, dat hij na het voleindigen van zijne reis, nu hij zich nedergezet heeft om dezelve te beschrijven, nog durft juichen: - ‘Dat is een genot! en zulk een genot was het mijne. En als tegenwoordig in het kille Noorden sombere luimen mijn voorhoofd rimpelen, dan zweef ik op de