bedolven, behoeft op te zoeken. Wil men voorbeelden van deze laatste, o! zij liggen overal talrijk voor de hand. - ‘God is,’ volgens bl. 39 en andere plaatsen, ‘het overeenstemmend geheelal, of het algemeene leven, of het oneindige bestaan,’ synoniem met de Natuur, bl. 48, met het leven, bl. 58: ziet daar dus het Pantheïsmus! - ‘Godsdienst is de kennis der overeenstemmende wetten, welke alle wezens en alle persoonlijkheden des algemeenen levens onder elkander vereenigen,’ bl. 36; en, volgens bl. 37, 8, moeten de woorden God en Godsdienst om des volks wille behouden worden. ‘Alle bestaande Godsdiensten vertegenwoordigen niets dan de waarheid van verledene tijden: - de menschheid heeft geen tempel meer, waarin men den waren God prijst,’ enz. (bl. 21, 22.) - De Christelijke Godsdienst. ‘Hare voorbeschikte zending is voleind, wijl ook zij tot het geheel der dingen behoort, die in ons tijdvak eindigen: - haar leerstelsel rust op een valsch grondbeginsel, en hare zedeleer is onvolkomen.’ (bl. 7.) Zij is ‘een Godsdienst der opoffering door verloochening van het verstand en van alle genietingen der wereld.’ (bl. 26.) ‘Nijverheid en handel zijn volgens het Christelijk begrip bloot werken des Satans.’ (bl. 134.) - Van christus wordt, ja, hier en daar veel goeds gezegd; maar bl. 53, 54 lezen wij: ‘Zonder twijfel bereidt zich alles op deze aarde tot de komst van eenen nieuwen even grooten Messias voor,’ enz. ‘hij zal God meer liefhebben, dan jezus christus Hem beminde, die slechts de geestelijke zijde des levens beminde, en deszelfs stoffelijke zijde met een' vloek belaadde’; (foei! welk een heiligschendende laster!!)
‘terwijl de nieuwe Messias alle schijngestalten des levens met gelijke warmte, met dezelfde levendige, dezelfde godsdienstige liefde zal leeren te beminnen.’ - ‘De geest der uitsluiting en onverdraagzaamheid ligt in het wezen des Christendoms,’ enz. (bl. 144, 5): en deze plaats levert ons het bewijs van wat op vele andere plaatsen van dit boek doorstraalt, dat de Schrijver het zuivere Christendom volstrekt niet kent, maar hetzelve met de scholastieke Theo-