Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
Wij ontvangen hier eenen eersteling, die als zoodanig eenige aanspraak heeft op eene toegevende beoordeeling, indien het althans blijkt, dat de Dichter niet geheel zonder aanleg is. Maar van den anderen kant is het in het belang van den Dichter zelven, dat de kritiek niet al te verschoonende is, opdat hij niet als schoonheden ga beschouwen, wat inderdaad hooge afkeuring en verwerping verdient. Bij het lezen der Rosamunde bedroefde Rec. zich over den geheel verkeerden weg, dien de Heer hofdijk heeft ingeslagen, en hij vreest een weinig, dat teregtwijzing en waarschuwing niet baten zullen, daar de maker in zijne voorrede spreekt van ‘het gewaad, waarin zijne dichtproeve gedoscht is, en waartegen onze kritiek meermalen derzelver votum (veto?) heeft ingebracht.’ Bedoelt hij daarmede, hetgeen op den titel staat, dat wij hier een Romantisch dichtstuk ontvangen? Rec. gelooft, dat eene gezonde kritiek tegen het romantische niet zal te velde trekken, indien het slechts goed in zijne soort is. Maar daar zit de knoop. Onder de benaming van romantische poëzij meent men ons allerlei kost te mogen opdisschen. Men meent tegen allen smaak te mogen zondigen, zich om den vorm en geregelden gang niet te behoeven te bekommeren, vooral ijselijkheden en walgelijke dingen te mogen schilderen, zonderling te mogen zijn, en alle wetten en regelen niet alleen van poëzij, maar van taal en woordvoeging met voeten te mogen treden. Daarom verheft de Kritiek zoo dikwijls hare stem tegen de Romantiek. De Heer hofdijk is niet zonder aanleg. Dat toonen enkele gedeelten, b.v. enkele beschrijvingen, die van alboin, bl. 3, die van rosamunde en helmiches, bl. 43-45; ook daarop zijn wel aanmerkingen te maken, en ook daar zijn de woorden niet overal even gelukkig gekozen, maar over het geheel zijn deze plaatsen toch goed gelukt. Hier en daar zijn ook beelden gebezigd, die van des makers dichterlijk gevoel getuigen, en toonen, dat het hem aan aanleg niet ontbreekt. Voegt men daarbij, dat hij over het algemeen gemakkelijk versificeert, dan heeft men de goede eigenschappen der rosamunde genoemd. Maar beschouwt men nu het geheel, zoo bedroeft men zich over den wansmaak, die zulk een onderwerp ter behandeling heeft gekozen. Het is eene aaneenschakeling van gruwelen; er is geen enkel karakter, dat bewondering, goedkeuring of ook maar medelijden opwekt. Wraakzucht is de | |
[pagina 179]
| |
hoofdtrek bij rosamunde, met wellustigheid verbonden; bij helmiches ad idem, en bij longinus waarlijk niet beter. In de beschrijvingen van ruwe tooneelen, van moord en gruwel gevalt de Dichter zich bij uitnemendheid. En ware nu het verhaal of de karakterteekening maar zoo, dat de belangstelling werd opgewekt en volgehouden! Maar het is in dit opzigt romantiek van de slechtste soort. De maker is daarenboven het werktuigelijke van taal enz. nog lang niet genoeg meester, en zet zich, blijkens zijne spelling, toch ook al mede op den regterstoel, en is niet te vrede, met hetgene algemeen wordt aangenomen. Nu, hij verrijkt op zijne manier ook al onze schoone taal met woorden als ontkrachten, sluimerlaauw, onmoeite enz., of met constructiën gelijk wij ze meer bij onze jonge Dichters aantreffen. Dat hij ook bij lange niet altijd gelukkig is in zijne uitdrukkingen, ziet men schier op elke bladzijde. Dikwijls kiest hij de woorden zoo, dat zij geheel niet bij elkander behooren, b.v.: De ruiter, onbewust, wat 't ros in 't harte brouwt,
of als hij spreekt van een rustontbeerend ledekant of een nokkend hoofd enz. Zijne voorstelling of ontleding van gemoedsaandoeningen is ook meer bombast, dan zinrijk. Schoon Rec. den Dichter dus geen aanleg wil ontzeggen, zoo gelooft hij, dat hij, op den ingeslagen weg voortgaande, nooit iets goeds zal leveren. Hij moet de romantiek vooreerst verlaten, en in eenvoudigheid en waarheid smaak vinden, zich leeren schikken naar strenge regelen, de wildheid van zijne verbeelding besnoeijen, niet zoeken effect te maken, zorgvuldig woorden en uitdrukkingen kiezen, en zich wachten voor alles, wat enkel schittert. Het is al geen goud, wat blinkt, en de Heer hofdijk biedt ons thans maar al te veel klatergoud aan. Het titelvignet is ook niet zeer smakelijk, en de liefde moet rosamunde en helmiches beide wel verblind hebben, indien zij er niet beter uitzagen. |
|