gemakkelijk geheugenwerk is? Wij kunnen dit van hem, die zich in deze Spraakkunst met verstandig inzigt van zaken en op eene bevattelijke wijze weet uit te drukken, naauwelijks denken. - Voor het overige onderscheidt zich deze Spraakkunst hierdoor in Refs. oog voordeelig, dat zij het Etymologische en Syntactische bij elk rededeel op het naauwst vereenigt, en er onmiddellijk op doet volgen eenen ruimen voorraad van opstellen ter vertalingsoefening, die omtrent de helft van het werk uitmaken. - Goedkeuring geeft Ref. er ook aan, dat er onder de voorbeelden, die de Schrijver tot opheldering der regels opgeeft, nu en dan gevonden worden, die nuttige of aangename gezegden van goede Hoogduitsche Schirjvers zijn; en hij zou wel wenschen, dat zulks minder spaarzaam ware, en dat deze en andere Spraakkunst-Schrijvers, ook voor andere talen, er zich meer op toeleiden, om, althans in het Syntactische gedeelte, treffende gezegden uit de in elke taal meest Classieke Prozaïsten en Dichters aan te voeren, die zich hierdoor in het jeugdige verstand en gemoed onuitwischbaar kunnen inprenten, en meer dan taalkundige nuttigheid hebben. - Ten aanzien der opstellen verontschuldigt de Schrijver zich over het minder uitlokkende van dezelve; en gaarne zou hij meer aaneengeschakelde verhalen uit een of ander wetenschappelijk vak gegeven hebben, maar het was hem onmogelijk, hiermede eene doorloopende toepassing van de voorgestelde taalregels te verbinden; en men moet bekennen, dat dit inderdaad zeer moeijelijk valt, hoewel het aan den anderen kant niet te ontkennen is, dat vorzinnen, met zulk een doel opgesteld, en onderling met elkander niet zamenhangende, wel eens aan gedwongenheid van constructie en smakeloosheid van inhoud lijden, die den lees- en vertaallust niet opwekken; doch men zal ook den Schrijver gaarne de getuigenis geven, dat hij deze gebreken zoo veel mogelijk heeft trachten te vermijden, en dus zijn
boek ook van deze zijde bruikbaar te maken.
Het aan het hoofd dezes verslags vermelde Lesebuch, door den Heer klein uitgegeven, is, volgens de Vorrede, geene vrucht van hetgene, dat hij hiertoe zelf verzameld had, maar ontleend uit ‘het in Duitschland hooggeachte, en in vele scholen aldaar ingevoerde Lesebuch van oltroggae, wiens plan, schikking en uitvoering hem zoo doelmatig voorkwamen, dat hij niet aarzelde, de derde uitgave van