verschuldigd is. Het loopt eerst kortelijk over de Kerkelijke, en daarna over de oudere Wereldlijke Schrijvers, waarna het tot die van den modernen stijl overgaat, en wel eerst tot deszelfs scheppers, karamsin voor het Proza, en dmitriew voor de Poëzij. Vervolgens bepaalt het zich tot de Fabel-, Blijspel en andere Dichters, welke laatste in drie groepen onderscheiden worden; verder tot de Novellisten, nieuwere Tooneelschrijvers, Critici, en Journalisten. Onder deze laatsten komt het, gelijk de Schrijver hen noemt, ‘befaamde Driemanschap’ voor, gretsch, bulgarin en senkowsky, alle drie vreemdelingen, die, geholpen door den Boekhandelaar smirdin, ‘door fortuin en eene doelmatige kwakzalverij zich in de gunst des Publieks hebben ingedrongen,’ en thans eenen hoogst nadeeligen invloed op de Russische Letterkunde uitoefenen, waarvan de Schrijver, bl. 212, 213, een treurig tasereel ophangt, en waarin wel het een en ander is, dat ook in ons Vaderland mag ter harte genomen worden, al ware het b.v. alleen, wat bl. 213 omtrent Rusland getuigd wordt: ‘De wetenschap wordt in penning-magazijnen versnipperd, en het kinderachtig publiek door houtsneêplaatjes aangelokt, of zij wordt bij afleveringen uitgewogen, om den bovenmatigen prijs der boeken te bemantelen.’
Men ziet intusschen uit de bovenstaande opgave van den inhoud, dat hier nog wel veel ontbreekt; dat men onder anderen wel zou willen weten, of en wat de Russische Letterkunde ook in andere kunsten en wetenschappen opgeleverd heeft, waarvan men slechts, op bl. 185, 186, met een woord gewag gemaakt vindt; maar wij willen voorshands met het uitgegevene tevreden zijn, en, zoo het mogelijk is, op meer hopen.
Het werk getuigt van des Schrijvers gezond oordeel en goeden smaak, is in eenen goeden, duidelijken en niet onbevalligen stijl gesteld, en prijst zich dus ook van deze zijde door zijnen vorm aan, zoo wel als door den belangrijken inhoud, die meer of min uitgebreide en zoo wel mensch- als letterkundig merkwaardige berigten omtrent het leven en de schriften van de vermelde Schrijvers behelst. Zoo wij nog iets wenschen mogten, dan zouden het uittreksels of proeven uit de beschouwde Schrijvers zijn, juist niet in het oorspronkelijke, dat slechts zeer weinigen in ons Vaderland verstaan, maar in goede vertaling, waardoor welligt de lust, om zich