drage, om den aanleg en de inborst des Griekschen volks te leeren kennen. Het tweede gedeelte levert deze scolia, in Latijnsche verzen overgebragt. Dit was het eigenlijke doel des Schrijvers: hij toonde daarin juist te kunnen vertalen, en daarenboven geen vreemdeling te zijn in de Latijnsche poëzij, die tegenwoordig zoo weinige beoefenaars vindt; of dit echter tot voor- of tot nadeel der classieke studie zij, wie durft dit beslissen? Het bewijst zeker, dat de smaak nu en dan verandert; - en verbetert? Het is zekerlijk opmerkenswaardig, dat horatius, terentius, plautus in de handen van zeer velen zijn, en dat virgilius en ovidius vrij wat minder gelezen worden.
Ware deze redevoering het eenige geweest, wat in dit boekje voorkomt, wij zouden geaarzeld hebben er eenige melding van te maken; maar er zijn eenige bijlagen bijgekomen, die het eene wetenschappelijke waarde bijzetten; - er komen hier te lande zoo zeldzaam philologische werken uit, dat men waarlijk wel eenige aandacht verschuldigd is aan die, welke in het licht verschijnen. Vóór dat wij echter kunnen overgaan, om verslag van deze aanmerkingen te geven, moeten wij hen, die misschien dit boek niet in handen hebben, bekend maken met enkele bijzonderheden, die in de prolusie zelve voorkomen. Het is de verdeeling der scalia in vier klassen, juister, naar het ons voorkomt, dan illgen gedaan had, die er negen stelde. (zie p. 59.) Deze vier klassen bestaan: 1. uit die liederen, welke tot bevordering der vrolijkheid gezongen werden; 2. die tot Godsdienst en vereering der Goden betrekking hadden; 3. die met de Geschiedenis in verband stonden; en 4. die eene zedekundige strekking hadden.
Het tweede, wat onze aandacht trok, was de geestige en humane wijze, waarop eene grove fout van dalechamp omtrent een scolium, door athenaeus opgegeven, wordt behandeld, p. 23 en volgg. Het is een leerzaam voorbeeld, waaruit wij zien, hoe groote mannen (want ook casaubonus had deze fout niet goed ingezien) somtijds vreemd kunnen dwalen; en tevens, op welke wijze eene dergelijke fout