Opmerkingen over Parijs, van Dr. H. Schlegel, Conservateur bij 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie te Leyden, enz. Te Leyden, bij D. du Mortier en Zoon. 1839. In gr. 8vo. 198 bl. f 2-:
Wij willen den Heere schlegel noch gave van opmerking, noch veelzijdige kennis betwisten; wij erkennen, dat hij die in dit werkje op vele plaatsen aan den dag legt, over muzijk, schilder- en bouwkunst, oudheden enz.; maar wij gelooven, behoudens beter oordeel, dat iemand, die nagenoeg Hoogduitsch schrijft met eene Nederduitsche spelling, zijne opmerkingen liever voor zichzelven moest houden, of althans door eenen deskundigen laten nazien, eer hij aan derzelver uitgave dacht. De Dr. verzoekt in zijne voorrede van zijne lezers ‘goedgunstige toegevendheid.’ Maar, Nederduitsche lezers, wat dunkt u? Onderbreken, bl. 25, 195; zich uitteekenen (onderscheiden), bl. 8, 39; uitdruk, bl. 46; onbenut, bl. 90; iets betrachten (beschouwen), bl. 127, 142; geschichtschrijvers, bl. 134; verschijningen (gezigten, Erscheinungen), bl. 140. - - Heeft men genoeg? Er is anders nog overvloed. Heeft wel ooit de knoeijigste vertaler van een' nietsbeduidenden Roman het erger gemaakt?