Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 108]
| |
Proeve over den staat der Geneeskundige Wetenschappen in Frankrijk, door H.A. Schreuder, Heel- en Verloskundige, en Prosector aan de Geneeskundige School te Rotterdam. Te Rotterdam, bij H.A. Kramers. 1839. In gr. 8vo. 392 bl. f 3-90.Het is niet de eerste maal, dat een Landgenoot de vruchten zijner bevindingen in de Hoofdstad van Frankrijk mededeelt. De reeds overleden Dr. h.j. logger deed dit na zijne reis naar Parijs in 1818 in de Nederlandsche taal; de thans aan de Klinische School te Amsterdam onderwijzende Hoogleeraar suringar bediende zich tot nagenoeg hetzelsde doel van de Latijnsche taal.Ga naar voetnoot(*) De Heer schreuder, na in de Vaderlandsche Letteroefeningen eenige mededeelingen over Parijs in het algemeen gedaan te hebben, die met genoegen ontvangen en gelezen werden, bepaalt thans, in een afzonderlijk werk, de aandacht der Geneeskundigen bij den staat der geneeskundige wetenschappen in Frankrijk, waaronder wij evenwel grootendeels, zoo niet geheel, Parijs zullen te verstaan hebben. De Schrijver begint ook zijne inleiding met te zeggen: ‘Parijs vertegenwoordigt en beheerscht in een' zedelijken (?) zin geheel Frankrijk, en niet onjuist noemt zeker Schrijver die stad le cerveau de la France.Ga naar voetnoot(†)’ Maar het zijn juist de plaatsen, waar zoo vele menschen zich verzamelen, dat de uitersten elkander het meest nabij zijn. Rijkdom en armoede, weelde en ellende, verhevene gevoelens en misdadige gedragingen; in één woord, er bestaat gelegenheid tot de ontwikkeling der edelste vermogens van den menschelijken geest, en aanleiding genoeg, om tot den laagsten trap van zedeloosheid te kunnen vervallen.Ga naar voetnoot(§) | |
[pagina 109]
| |
Wie er meer van wil weten, leze het reeds verouderde Tableau de Paris van mercier, het nieuwere werk, le livre des Cent et un, en nog onlangs het hoogstbelangrijk werk van a.j.b. parent-duchatelet, de la Prostitution. De beide eersten zijn echter meer geschikt voor een gemengd publiek; het laatste is meer uitsluitend voor Geneeskundigen van belang, of behoort eigenlijk tot hetgeen men Geneeskundige Staatsregeling (Politia medica) noemt. Den Schrijver toestemmende, dat het schetsen van den toestand der Geneeskunde, als wetenschap en als kunst, te Parijs, in zekeren zin de hoofdbestanddeelen, de quintessence doet kennen van hetgeen ook in de Provinciën bestaat, zoude het nogtans wenschelijk wezen, dat een bepaald onderzoek zich ook eene enkele maal tot andere gedeelten mogt uitstrekken. Straatsburg en Montpellier hebben zeker ook hun eigenaardigs, zoo als dit uit de geschiedenis der Geneeskundige Scholen dier beide steden, daardoor zoo beroemd geworden, genoeg kan blijken. Hetgeen vroeger meer scherp afstak, moge door den geest van centralisatie, die ook tot het wetenschappelijke zich uitstrekt, veel van de anders scherpere omtrekken verloren hebben; maar of zulk eene centralisatie, zulk een in het onderwijs te brengen monopolie voor de ware en wezenlijke uitbreiding der wetenschap nuttig is, zou met regt in twijfel kunnen getrokken worden. Maar het is hier de plaats niet, om in eene behandeling van het vraagstuk te treden, in hoe verre de geneeskundige studiën zouden bevorderd worden, door op ééne plaats alles te vereenigen en te verzamelen, wat tot derzelver aanleering en uitbreiding kan bevorderlijk wezen. Te groote verbrokkeling van het onderwijs, getuige de veelheid der Klinische Scholen in Nederland, deugt niet; maar ééne enkele wetenschappelijke inrigting of school zoude het daarheen kunnen brengen, dat stelselgeest en stelselzucht een nadeelig overwigt ver- | |
[pagina 110]
| |
kregen; men herinnere zich het in de laatste tijden geheerscht hebbende stelsel der zoogenoemde Physiologische School. Ter inleiding tot dit zaakrijk werk wordt een algemeen overzigt van den staat der Geneeskundige Wetenschappen te Parijs gegeven. Bij het veelvuldig goede en nuttige, van de gasthuizen en derzelver bezorgers vermeld, deed het ons leed, ons vaderland daarbij als ongunstig afstekende vermeld te zien, vooral wat de Geneeskundigen bij dezelve betreft. Wat de inrigtingen aangaat, daar valt hier en daar veel op aan te merken; en zoo lang de administratie, waar het ook zijn moge, te werk gaat op eene wijze, alsof niet zij om de zieken, maar de zieken om harentwille daar zijn, legt men den Geneeskundige aan banden, volgens voorschriften, die van achter den schrijflessenaar ontworpen zijn, en reeds uit hunnen aard getuigen, dat derzelver opsteller nooit in eenig gasthuis langer vertoefd heeft, dan volstrekt noodig was, om het gesticht vlugtig door te loopen. Toen wij de zorg der Nonnen over de lijders hoorden roemen, vroegen wij, of er ook onder Protestantsche vrouwen geene dergelijke, tot zulke opofferingen gereed, te vinden waren; en wij gelooven, dat eene bediening door vrouwen ook in onsland wel uitvoerbaar zoude wezen. In Engeland althans worden, in enkele militaire Hospitalen, de lijders door ziekenoppasters verzorgd. Men moest maar beginnen met eerst uit de keukens, linnenkamer enz. het onhandig mannelijk personeel te weren; het overige zou van zelf volgen. Of heeft men zich, vóór het jaar 1795, in onze veldhospitalen, niet met goed gevolg van een vrouwelijk personeel bediend? Indien johnson, te Londen, gelijk had, dat, met betrekking tot geneeskundige zaken, negen tienden der inwoners, dwazen zijn, dan koesteren de vreemdelingen goede gedachten van ons; getuigen, onder anderen, de zich meer en meer uitbreidende aankondigingen van geheime geneesmiddelen in onze dagbladen, waar, bij de reeds zoo breede lijst van alles afdoende geheime geneesmiddelen, nog | |
[pagina 111]
| |
onlangs een middel gekomen is, dat, proef houdende, alle overige geheel overbodig zou maken; het heet: source de vie (levensbron)!!! - Wanneer toch maakt een werkzaam en krachtdadig Toevoorzigt eens een einde aan al die jammerlijke en niet zelden gevaarlijke kwakzalverijen en afzetterijen? Om eene geregelde opvolging bij zijne beschouwingen te kunnen houden, heeft de Schrijver zijn werk in acht Afdeelingen verdeeld. Die, aan de beschouwing der Genees- en Heelkunde gewijd, ondergaan eene verdere splitsing in onderscheidene Hoofdstukken, om de aandacht nog te meer bij een of ander onderwerp of belangrijken persoon te bepalen. Zoo wordt een Hoofdstuk afgezonderd, om de Méthode numérique te behandelen; een ander voor de Oogheelkunde. Andral en amussat worden afzonderlijk nagegaan. Ook wordt somwijlen het gasthuis, waar de Genees- of Heelkundige zijne talenten met kracht en nadruk ontwikkelt, met dezen zaamverbonden, als b.v. de Charité met roux, het Hospitaal Saint-Louis met alibert en biett. In de Afdeelingen, aan Ontleed- en Natuurkunde gewijd, ontvangt men eene beschrijving der ontleedkundige inrigtingen, en hoe de ontleedkunde in dezelve beoefend wordt. Zeer juist is de opmerking, dat eene te ver gedrevene zucht tot ontleedkundige nasporingen de beoefening der eigenlijke ontleedkunde nadeel aanbrengt. Hier mag ook wel gelden: est modus in rebus. Er zijn gevallen, in welke het onderzoek, om de ziekelijke afwijkingen op te sporen, tot in de geringste bijzonderheden moet voortgezet worden; maar in andere gevallen kan het ook wel eene ondoelmatige versnippering genoemd worden. Hier hangt veel af van den genen, die de lijkopening doet. Is het de Geneesheer, die den lijder behandeld heeft, onder wiens oog hij gestorven is, dan kan deze vooraf vrij nabij berekenen, waarbij de aandacht zich bepalen moet, hoe verre het onderzoek zich zal behooren uit te strekken, wat men vooraf kan berekenen, en | |
[pagina 112]
| |
dan behoeft het geheele lijk niet onnoodig opgeofferd te worden. De Heer schreuder schijnt nog al ingenomen te zijn met magendie en met de uitkomsten, welke hij zegt door de ontleding van levende dieren (Vivisectiones) verkregen te hebben. Dat de Natuurkunde gewigtige ontdekkingen aan haar verschuldigd is, lijdt geen twijfel; haller ging reeds op dit voetspoor voor; maar men zegt, dat haller in zijnen ouderdom niet vrij gebleven is van beschuldigingen des gewetens over de martelingen, de dieren door hem aangedaan. Wij zouden wenschen, dat vivisectiën, die, zullen zij tot eenige uitkomst leiden, door eene vaardige en geoefende hand moeten gedaan worden, niet al te zeer vermenigvuldigd, en althans geene doellooze proefnemingen van dien aard, inzonderheid door ongeoefenden, bewerkstelligd werden. Den strijd tusschen hen, die alles proefondervindelijk willen behandelen, en hen, die te veel aan bespiegelingen zich overgeven, tracht de Schrijver door eene aanhaling van arnold te vereffenen. Dit is zeker, dat de wetten des levens op den duur moeten nagespoord, maar niet doorgrond kunnen worden. In de derde Afdeeling wordt een kort overzigt der Phrénologie en Ortophrenie gegeven. De Schrijver bepaalt zich hier meer dan elders bij het verhalen, zonder in eenige beoordeeling over dit gewigtig, maar hoogstmoeijelijk vraagstuk te komen. Ziet men op datgene, waartoe de eerste nasporingen van gall nu reeds geleid hebben, dan schijnt de tijd dusdanig onderzoek zeer bevorderlijk geweest te zijn, en mag men van de toekomst steeds meer en meer ophelderingen verwachten. Langzaam en kalm zal het verder onderzoek echter voortgezet moeten worden, want overijling zal meer terug doen gaan dan vervorderen. Veel wijsheid wordt er daarenboven vereischt, om bij eenige toepassing van dit stelsel tot gevolgtrekkingen te komen. - De beknoptheid, waarmede deze Afdeeling behandeld is, doet het belangrijke van het onderwerp nog meer uitkomen. | |
[pagina 113]
| |
De vierde Afdeeling, aan de beschouwing der Geneeskunde gewijd, begint met eene beoordeeling van broussais, die zoo vermaard is geworden door hetgeen hij ter verbetering van de Geneeskunde heeft verrigt, als berucht door het wegslepen van een aantal Geneeskundigen zonder vaste beginsels, die daardoor van zelf buitensporiger zijn geworden, dan hun voorganger misschien bedoeld had. Men vergelijke intusschen broussais op den leerstoel, door den Schrijver geschetst, bl. 73. Zijn invloed heeft gedurende eenigen tijd eene buitengewone uitgebreidheid verkregen, meer dan misschien ooit eenig Geneesheer heeft gehad, indien men brown niet met hem gelijk wil stellen. Bij zijn leven was deze echter reeds aan het dalen, zoo als doorgaans wat overdreven is niet lang stand houdt; het goede evenwel, door hem verrigt, zal zijn stelsel overleven. En wanneer de stellingen van broussais reeds lang vergeten zullen wezen, zal zijn Traité des phlegmasies chroniques, met den arbeid van morgagni en anderen, der kunst nog tot sieraad verstrekken. - Maar genoeg over het in der tijd zoo veel gerucht gemaakt hebbend stelsel van eenen man, die over de pogingen zijner kunstbroeders van vroegere dagen zich aanmatigde te zeggen: C'est là cette médecine pourrie, moisie, qui veut se rajeunir; ces hommes tirent la science par la queue!
(Het vervolg en slot hierna.) |
|