voorbereide omstandigheden enz. zijn de gewone inhoud der vrouwelijke romans.’ Ook in dit opzigt onderscheidt zich dit werk voordeelig, en door zijnen eenvoudigen, natuurlijken gang beantwoordt het aan den titel, en bevat eene vrij getrouw geteekende schets uit den tegenwoordigen tijd.
De ridmeester van stralenheim verlooft zich aan de jeugdige angelique, die zich met al het vuur van eene eerste liefde aan hem verbindt. Maar, gedeeltelijk uit trotschheid en zucht om zijne vrijheid te bewaren, en gedeeltelijk gehoor gevende aan den verderfelijken raad van eenen zoogenaamden vriend, verwaarloost hij zijne beminde. Angelique geeft hem nu wel zijn woord terug, maar, smartelijk gegriefd door zijne ontrouw, brengt eene doodelijke ziekte haar leven in gevaar. Nu ontwaakt bij van stralenheim het beschuldigend geweten, maar te laat! Hij verwijt zich, dat hij het hart van het beminnelijke meisje gebroken heeft; hij bemerkt, hoezeer hij bemind werd, hoe ondankbaar hij, en hoe groot het miskende hart was. Hij keert berouwvol tot haar terug, maar helaas te laat! want hoewel angelique den berouwhebbenden, dien zij altijd had blijven beminnen, niet van zich stoot, maar integendeel nog dankbaar en verblijd is over zijne terugkeering, de geledene smart had haar eene ongeneeslijke tering veroorzaakt, die, na al de teleurstellingen en langdurige afwisseling van vrees en hoop, aan deze vreeselijke kwaal eigen, het jeugdige slagtoffer der bedrogene liefde door eenen vroegen dood doet bezwijken. Deze afloop wordt hier zóó verhaald, dat de belangstelling van den lezer tot aan het einde toe levendig wordt gehouden; en het gevaarlijke van het ligtzinnig spelen met het levendig gevoel van een vrouwelijk hart wordt hier zoo duidelijk aangetoond, dat de man en jongeling hier eene waarschuwing vinden, die in allen deele hunne behartiging waardig is.
De Schrijfster noemt haar werk een eersteling, en lokt daardoor, al is het dat zij meer voor zichzelve dan voor het publiek schrijft, den beoordeelaar uit, om haar niet enkel bloemen in den schoot te werpen, maar ook datgene aan te merken, wat hij zou wenschen, dat zij, om verder met een goed gevolg op de ingetreden baan voort te gaan, in acht nam. Wij houden het er voor, dat in een voortbrengsel der romantische poëzij ieder afzonderlijk deel onmisbaar tot het geheel moet behooren. Of wil men zoodanig deel als eene episode aangemerkt hebben, dan behoort het door deszelfs belangrijk-