veler gesprekken geweest zijn en nog eenige weken zulks blijven. Maar nu komt ook een Recensent. Uit de wijze, waarop sommige Schrijvers van hen spreken, zou men somtijds meenen, dat het een afzonderlijk slag van menschen was, een vreemd ras, hier niet te huis behoorende, en door eigenaardige trekken in alle individu's gekenmerkt; denkende anders dan de overige menschen, anders dan zij gevoelende, en groot noemende wat klein, klein wat groot schijnt te wezen. Ik weet niet, of er zulk een recenserend menschenras bestaat; maar wel weet ik, dat ik er niet toe behoor, en dat Hildebrand, wanneer hij mij ontmoette, mij zeker niet als zijn Recensent herkennen zou. - Nu komt dan een Recensent! Hij kon ook mede in den lof instemmen, dien A. en B. en C. aan dit boek geven, en zoo hij dat in vele opzigten niet van harte deed, vreezen wij, dat hij een Recensent van dat vreemde menschenras zijn zou, hetgeen de Schrijvers zich altijd voor oogen stellen. Neen, het boek heeft waarlijk eigenaardige en zelfs ongewone verdiensten: maar er wordt meer van den Recensent gewacht dan lof of berisping; hij moet zijn oordeel met gronden staven voor het publiek; hij moet het toch karakteriseren in zijn genre. Dat behoeven de Heeren van het leesgezelschap en de dochters van A. niet te doen.
Vooreerst dan, wat is het boek, en ten tweede, hoe is het? Het is eene verzameling van zedeschilderingen, van tafereelen; het is eene chambre obscure, hier en daar neêrgezet, nu eens voor een' troep spelende jongens, dan voor een beestenspel, dan weder in den Haarlemmer-Hout enz. Deze tafereelen staan daarom ook op zich zelve en zijn zonder onderlingen zamenhang. Het zijn, wat de schilders studiën noemen. Ut pictura poësis.
En nu, hoe is het boek? Wanneer Hildebrand zijne chambre obscure neêr kon zetten aan Koblentz tegenover Ehrenbreitstein, zou hij een ander tafereel hebben gezien, dan aan de Haagsche Schouw; kon hij haar over de hoofdkerk van Milaan plaatsen, hij zou er een ander stadsgezigt in gezien hebben, dan op eene Rotterdamsche kermis. Maar dit wijten wij aan den schilder niet. Hij moet zijne studiën nemen naar 't geen hij zag; daarom juist zijn het studien, en is het hem niet vergund den waterval van Schafhausen te zien, hij kan eene schets maken van het effect van een' watermolen.
En daarom prijzen wij ook het boek. Het is vol van natuur; hoezeer wij er bijvoegen moeten, dat het niet altijd schoone en belangrijke natuur is. Beschrijving van kleeding bij de