| |
Nederlandsche Muzen-Almanak. XXIIste Jaar. Te Amsterdam, bij J.H. Laarman. f 3-50.
Tesselschade. Te Amsterdam, bij H. Frijlink. f 4-50.
Aurora, uitgegeven door Mr. J.I.D. Nepveu. Te 's Gravenhage, bij K. Fuhri. f 4-90.
Almanak voor het schoone en goede. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. f 1-80,
Miniatuur-Almanak. Te Utrecht, bij L.E. Bosch. f :-90.
Almanak voor Hollandsche Blijgeestigen. Te Hoorn, bij Gebr. Vermande. f :-60.
Almanak tot gezellig onderhoud. Te Deventer, bij A. ter Gunne. f :-30.
Bijbelsche Almanak, uitgegeven door het Nederlandsch Godsdienstig Tractaatgenootschap. Te Amsterdam, bij C.A. Spin. f :-10.
Almanak voor Dienstboden. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. f :-50.
Ons verslag van de ons ter beoordeeling gezondene Almanakken voor 1840 beginnen wij weder met den Muzen-Almanak. Deze moet, naar doel en aanleg, vertegenwoordiger zijn van den stand der poëzij in Nederland; doch de toeneming van het aantal dich- | |
| |
terlijke pracht of volksjaarboekjes is niet zonder invloed gebleven op het onderhavige, waarin alle de sterren van de eerste grootte, en deze bijna bij uitsluiting, moesten schitteren. Het missen van de roemrijkste namen op onzen Zangberg spijt ons ook nu. Sommigen onzer puikpoëten schijnen de lier geheel aan de wilgen te hebben gehangen; anderen bragten elders hunne offers; ook zulken, wier afbeeldingen vroeger (gelijk nu die van den wakkeren van harderwijk, vrij wel gelijkend, ofschoon wat te donker, naar het ons toeschijnt, welverdiend den Muzen-Almanak versiert) prijkten in een boekje, waarop zij hierdoor toch eenige betrekking hadden verkregen. Doch dit in het voorbijgaan; want wij hebben hier meer te doen met hem die er al, dan die er niet in schreven.
De vorige uitgever immerzeel berigt, dat werk te hebben overgedragen aan den tegenwoordigen, wiens eerste proeve in zuiveren druk, fraaije platen en bevallig uiterlijk niets aan den vorigen toegeeft, veeleer dien in het tweede opzigt overtreft. Met de Redactie blijft zich, gedeeltelijk althans, de vroegere patroon belasten, waartoe wij beiden alle aanmoediging welmeenend toewenschen. Onder de beste stukken tellen wij: Aan de Zanggodin, door van lennep, voor het Voorberigt (waarom?) geplaatst, hetwelk ieder jong Dichter, die der Vaderlandsche Muze eere wil aandoen, wel lezen en behartigen mag; te meer, daar in bijna alle Almanakken ook nu (en meer. dan het vorige jaar) iets in de stukjes vooral van aankomende Dichters, of welligt beter gezegd Verzenmakers, doorstraalt, dat wij niet regt weten, hoe te noemen, klinkklank, of zoetsappigheid, of zinledigheid, of van dat alles wat. Voorts: Aan mijnen Zoon, gedurende zijn verblijf te Rome, (zoo wij meenen inzonderheid met het oogmerk, om zich in de bouwkunde te volmaken) door warnsinck. B.ph. de kanter treedt hier en elders op met siksch bewijs van zijne bekwaamheid, om echt dichterlijke denkbeelden met den zuiversten smaak in vloeijende onberijmde Jamben, of andere maat der Ouden, uit te drukken. Het Gondellied van de graaff, regt zuidelijk, verdiende de welluidende muzijk, die er is bijgevoegd. Het albumvers aan - Azor is regt geestig van weissman de villez. 's Menschen bestemming, door p. moens: onderwerp, gedicht en Dichteresse zijn elkander volkomen waardig. De Boer, door jacob van dam, regt luimig en in den echten toon. Spelevaart, van den jongen tollens, verraadt in uitstekende zuiverheid van
dictie den leerling des beroemden Vaders. Keizer maximiliaan op den Martijnswand
| |
| |
in Tyrol, door gebhard, is ook bijzonder zuiver van versisicatie. De taal der Schilderkunst wordt uitstekend bezongen door ter haar, die een van onze eerste Dichters schijnt te worden. In de Zegepraal des Christens heeft van reyn eene uiterst moeijelijke versmaat, zonder merkbare stroefheid volgehouden. Van de Vertalingen is eene der beste, die van hölty's bekende en roerend schoone Elegie auf ein Landmädchen door dusseau. Bierman geeft in zijn Levenslot een niet ongelukkig huiselijk stukje, waarin wij alleen de purpre Koningswade weg wenschten. Greb, die anders, blijkens zijne Almanakverzen van dit jaar, weinig zaken in vele woorden zeggen kan, roept aan de Ersprinses, in een van hare afbeeldingen vergezeld vers, een welkom toe, dat ons regt goed beviel, en beter is, dan het ellendige: Neen, waan toch niet, o gezant van den Heer! hetwelk of niets zegt, of beteekenen moet, dat de leeraar des Christendoms een op zich zelf staand wezen zijn moet, in geene aanraking met de menschelijke maatschappij; elk versje, of ondoordacht, of onzinnig, of beide welligt. Wel een zonderlinge gril ook, (de Heer greb deed het meermalen) een vers te noemen naar deszelfs eersten regel! Jeugd en Liefde van hofdijk is vreemd in spelling en uitdrukkingen; zijn Avondrood niet onbevallig. De Vrouwen had s.j. van den bergh niet uit het Fransch behoeven te vertalen. Meest bombarie! Wat is b.v.:
Misschien ziet gij dan nog de vlam der wraak verflaauwen,
En op d' onvruchtbaarheid van 't ruwe steenrots pad
Zal Jezus moeder dan de drup'len neêr doen daauwen
Van 't heilige vergevingsnat.
De slag bij Bautersem, naar de schilderij van kruseman, afgebeeld in plaat, en bezongen door hilman; eischte betere poëzij, dan dat de Kroonprins,
In 't hachlijkst uur zijns levens,
Onversaagd, met koenen blik,
Uitriep: ‘Het is niets, Mijnheeren,
Paarden zijn er voor ons meer!’
Hadde dan liever immerzeel zelf een gedicht bij het plaatje geleverd, gelijk bij Oud-Hollandsch Huishouden, naar de schilderij van dou, (van welke de Almanak voor het schoone en goede van 1825 reeds een plaatje, schoon met geheel anderen
| |
| |
tekst, leverde) en bij Rembrand in zijn ramp, naar pieneman. Van lennep's handschrift wordt nagebootst; geestig is dat versje, vooral omdat het thema: een deftig begin op niets uitkomende, zeer afgezaagd is.
Tesselschade mag zich, naar het schijnt, nog niet in ruime medewerking verblijden. Dit jaarboekje onderscheidt zich van de meeste zijner soort, door meestendeels (drie vierden van den geheelen inhoud) proza te bevatten. Jammer is het echter eenigzins, dat de meeste dezer stukken voor eenen Almanak te lang zijn. Vijf op 185 bladzijden, en daaronder twee, ieder van meer dan 50, - dat is bij het publiek minder gewild. Het zou inderdaad jammer zijn, indien dit een hinderpaal ware tegen de aanmoediging, op welke de uitgever tot het voortzetten van deze kostbare onderneming aanspraak heeft. De ‘Schrijver van Culenborg’ heeft tweemalen zijne pen wat al te veel laten divagéren, inzonderheid in de verzoeking van den H. Antonius, het minste der verzameling, gelijk het daarbij behoorende plaatje door het onderwerp minder zal bevallen, dan het penseel van teniers en het graveerstift van sluyter verdienen. Beets heeft bij het plaatje der schilderij van schalken (Rijks Museum te Amsterdam, No. 280) een versje geleverd, en er van gemaakt - wat te maken was. De verdienstelijke Redacteur potgieter levert meer dan één bevallig stukje. Het titelvignet en Nahedal zijn regt lieve plaatjes. Tollens gaf een gedichtje ten beste in zijnen lieven, gevoeligen trant, en ter haar een gespierd vers aan het klooster op den St. Bernard. De Schrijver van Maria slaat hier en daar op hetzelfde aanbeeld met dien van eene Liefde. Wij danken beiden voor hunne regt vaderlandsche gevoelens. De uitgever heeft eer van de nette uitvoering, en wij danken hem, in naam der vaderlandsche kunst, dat hij zich liever eenige meerdere
opofferingen heeft getroost, om een jaarboekje, dat door bevallig voorkomen den naam van eene der bevalligste Nederlandsche vrouwen waardig is, ook met Nederlandsch plaatwerk te versieren.
De Aurora, die voor het eerst het getal onzer Prachtalmanakken met eenen komt vermeerderen, kan, buiten twijfel, wat sierlijkheid van uitvoering en over 't geheel waarde van inhoud betreft, aan de beste dezer soort van boekjes op zijde staan. De verzen zijn meestal niet minder, dan in No. 1 en 2; enkele slechts zeer middelmatig, vele uitmuntend. De Gelukkige, door den ‘Autheur van de Neven;’ het antwoord van de kanter; oude en nieuwe tijd, van lublink weddik; Satans togt door den
| |
| |
Bajert, naar milton, door kisselius; Job, door adama van scheltema, om niet meerderen te noemen, met de opgegevene nagenoeg of zoo goed als gelijk staande, zijn waarlijk sieraden. Anathilde, door ten kate, zou beter bevallen, als het minder dan 40 bladzijden besloeg. Het proza is verdienstelijk. Lamoraal van Egmond, door den Redacteur, dat den bundel opent, en de man uit het bidvertrek, waarmede toussaint dien sluit, zijn goed verhaald. Het eerste heeft het vaderlandsche onderwerp boven het laatste, van Italiaanschen inhoud vooruit. In het steekspel te Corbie heeft van der hoop getoond, den toon van een middeleeuwsch Ridderverhaal goed te kennen. Kortom, wij hebben op den inhoud van het boekje (slechts weinige drukfouten ontsieren het; de meest zinstorende zijn: bladz. 83. r. 5. zonnenondergang, lees opgang; en bladz. 88. r. 21. leenheer, lees leenman) weinig of niets aan te merken. Van deze zijde beveelt het zich dan ook gunstig aan bij onze Ersprinses, aan wie het is opgedragen. Maar, gezwegen van het echt Duitsche Voorwoord des Redacteurs, wij vragen in onze eenvoudigheid, wat deze Vorstin wel moet denken van den staat der kunst in haar aangenomen vaderland, wanneer zij eenen Hollandschen prachtalmanak ziet, en dat nog wel eenen aan Haar opgedragen, pronkende, buiten het vignet, met geene andere dan Engelsche platen, zoo als niet alleen een oogopslag doet zien, maar door de onderschriften: Painted by ...., Engraved by ...., Drawn by ...., London 1840 (ei!) bevestigd
wordt. Wij hadden dit bij eene nieuwe onderneming niet gewenscht; dit echter zij zoo, indien men het dan maar niet hadde opgedragen aan eene Prinses, die, hopen wij, overtuigd is of zal worden, dat de graveerkunst in haar nieuwe vaderland, hoe weinig ook aangemoedigd, evenwel niet verkeert in eenen zoo slechten staat, dat de uitgever van eenen Almanak zijne landgenooten moet voeden met de kruimeltjes, die van de tafel der Britten vallen.
De Almanak voor het schoone en goede (het is een Almanak, met eenen kalender voorzien, dien de drie vorigen - want een los ingelegd blaadje rekenen wij niet mede - geheel missen) blijft, onder de Redactie van robidé van der aa, zijnen gevestigden roem staande houden, als een jaarboekje, hetwelk, door keurigen inhoud en sierlijk voorkomen, waarlijk buitengewoon goedkoop is. Daar het nette boekje als zoodanig sedert vele jaren bekend is, goede waar zichzelve prijst, en wij bemerken, dat wij op de aangevangene breedvoeriger wijze niet kunnen voortgaan, houde de lezer ons ten goede, dat wij in geene bijzonderheden komen. Dit alleen willen wij nog met betrekking tot dit en de drie boven aan gekondigde jaarboekjes zeggen, dat wij in het vervolg liever andere plaatjes verzoeken, dan de eindeloos onder allerlei kleedij herhaalde vrouwen- of meisjes-portretten. Voorts, als gezegd, uiterlijk en innerlijk, (zoowel proza als poëzij,) bevelen ook nu dit jaarboekje aan.
Jaarboekje; zoo mag No. 5 wel heeten. Men steekt den lilliputters foliant gemakkelijk in den vestzak. Het is een regt lief boekje, dat veel geeft voor den matigen prijs, en zelfs enkele
| |
| |
uitmuntende stukjes, waaronder b.v. aan Neerlands Minnezangers van n.a.v.c. [harante?] dat zelfs No. 1 tot sieraad zou strekken. Het is een regt aardig boeksken.
Zijn, kunnen wij niet nalaten onszelven ieder jaar af te vragen, zijn dan Hollandsche blijgeestigen andere, dan gewone blijgeestigen? Dit zij gelijk het wil, niemand zal zich de weinige stuivers, die deze jaargang kost beklagen, wanneer hij onder het proza het Verjaargeschenk, en onder de dichtstukjes de schaking van Europa, vertaald naar bürger, (wij noemden van beide maar het eerste het beste) gelezen heeft. Een paar satyrieke stukjes over de afschaffing van den jenever zijn niet onaardig; welligt is het evenwel niet goed, die nu te plaatsen. Enkele verzen (b.v. Echtelijk Geluk) hebben niets, wat hunne plaatsing in eenen Almanak voor blijgeestigen wettigt, en hadden om die reden beter elders zich kunnen nederzetten.
Het zeer eenvoudige, maar net gedrukte en met goede bijdragen gestoffeerde jaarboekje tot gezellig onderhoud is ruim en breed den schelling waardig. Het eerste en meest uitvoerige geschiedkundig verhaal evenwel is vol van onnaauwkeurigheden, die onkunde bewijzen, zoo ten aanzien der personen, als van de plaatselijke gesteldheid. Andere stukjes zijn regt lief; en, schoon onder de Anecdoten (hoe kan het ook anders?) enkele oude kennissen waren, maken die echter een aangenaam bijvoegsel uit.
Van den Bijbelschen Almanak hebben wij niets te zeggen, dan aankondiging en den wensch van zegen over het gebruik!
Den Almanak voor Dienstboden, eindelijk, heeft men, wat de Redactie en ten deele ook den inhoud aangaat, aan de voor deze taak uitstekend berekende Mevrouw van meerten te danken. Het was waarlijk een goede inval, ook den dienstboden eenen voor hunne vatbaarheid en behoefte ingerigten Almanak in handen te geven. De Redaetrice zelve geeft aan dienstbaren regt belangrijke lessen, ingekleed in eene opdragt, in een verhaal, in een gesprek, en in een' eenvoudigen goeden raad. P. moens en anderen bragten hun dichttalent aan het eenvoudige boeksken ten offer. Het was ons regt aangenaam, ook van francijntje de boer een versje aan te treffen. Wij wenschen zeer, dat deze onderneming worde voortgezet, en hopen, terwijl ons exemplaar, met ernstige aanbeveling tot lezing en herlezing, naar de keuken verhuist, dat een volgende jaargang mede veel doelmatigs, en niet het minst een vervolg op de goede trekken van dienstboden bevatte. Voor het zedelijk nut van dezen, in vele opzigten zeer vervallen', hoogstbelangrijken stand in de maatschappij is betrekkelijk in ons vaderland nog niet veel geschreven. En hoe ziet het er, inzonderheid in de groote steden, bij hen uit met zedelijkheid, goede trouw, eerbaarheid, nederigheid, dankbaarheid!....
De overige Almanakken, die ons geworden, kondigen wij in het volgende No. aan.
No. XV. Boekbesch. bl. 678. reg. 9. staat landsengte, lees landvlugte. En reg. 10. plannen voor planken. |
|