De Pleegdochter, of de Sint Nicolaasgeschenken. Tooneelspel, in twee Bedrijven. Te Amsterdam, bij J.M.E. Meijer. 1839. In kl. 8vo. 80 bl. f 6-80.
Rec. kan zich zeer wel begrijpen, dat dit stukje op het tooneel voldoet. Er is leven in, en de beide vrouwen, die hier eene hoofdrol spelen, de vrouw van Kommervol en nicht Snater, geven aanleiding tot niet onaardige tooneelen. Jufvrouw Kommervol vooral is goed geteekend. Haar humeur, oorspronkelijk niet kwaad, is door bekrompenheid, waarin zij verkeert, driftig, ongemakkelijk, ligtgeraakt geworden. Hare liefde voor hare kinderen, die zich vooral toont in de zucht, om hun wat lekkers toe te stoppen, is geheel in den geest en den trant van vrouwen uit minderen stand, waartoe zij moet behooren. Het karakter van nicht Snater, ofschoon het ook wel voldoen zal, is meer het gewone, eene kwaadaardige oude koppelaarster.
Zonder dat Rec. dus wil ontkennen, dat er veel goeds in dit stuk is, vindt hij er toch ook niet weinig op aan te merken. Kommervol verkeert in de bitterste armoede; om eene schuld van vijfhonderd gulden wordt hij met executie en gijzeling bedreigd. Hij bezit nog een kostbaar, met diamanten omzet horologie; maar omdat hij het van zijnen vader heeft geërfd, wil hij het niet verkoopen. Anna, de pleegdochter, verkoopt, om hem te redden, een snoer paarlen, die zij van hare moeder heeft; en dit wordt als eene ongehoorde, schier ongeoorloofde opoffering beschouwd. Deze voorstelling zal bij de meeste aanschouwers en lezers geen bijval vinden, en is ook overdreven en dwaas; was het eenig ander gedenkstuk, een Bijbel of iets dergelijks, dan zou het nog gaan. Nu moet men dat bewaren van loutere kostbaarheden dwaasheid noemen, Onverklaarbaar zijn ook de pogingen van Anna, om haren pleegvader eenen post te bezorgen.