De Familie van Andouse, een geschiedkundig Verhaal uit de tijden der Dragonnades, onder de regering van Lodewijk XIV in Frankrijk. Door A. Badijs, Predikant te Doesborgh. IIde Deel. Te Doesborgh, bij Kets en Lambrechts. 1838. In gr. 8vo. 367 bl. f 3-80.
Rec. meende van het eerste Deel van dit werk een minder gunstig verslag te moeten geven; en hoewel de Heer radijs betuigt, in de Voorrede van het tweede Deel, dat hem mondeling en schriftelijk veel goedkeuring is ten deel gevallen, moet Rec. bij zijn ongunstig oordeel blijven. Hij wil daarmede niet zeggen, dat er niet veel goeds in dit boek wordt gevonden; maar dat is dikwijls daar niet op zijne plaats. Het boek mist de eigenschappen, die een geschiedkundig verhaal moet hebben, b.v. de levendigheid van voorstelling; het is te gerekt, te veel opgevuld met zedekundige bespiegelingen, die hier dikwijls al vrij zonderling voorkomen; b.v. de stukken uit het dagboek van menard's huisvrouw bij den dood van haar kind. In het algemeen toont de Heer radijs weinig geschiktheid tot het eigenlijke verhalen. Hij is zoo gewoon te redeneren, dat hij zelfs daar, waar hij een zijner personen sprekende invoert, deze geschiedkundige redevoeringen laat houden, bladzijden lang, zonder dat iemand der hoorders een woordje medespreekt. Geen wonder, dat de Schrijver zelf dan ook eindelijk vergeet, dat vader menard aan het verhalen is, en bl. 109, waar men nog altijd meent menard te hooren spreken, onverwacht zich tot den Lezer wendt!