Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1840
(1840)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Missisippidal, of het Westen der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, bevattende: eene Reis naar en door de Vereenigde Staten, eene algemeene beschrijving van de tot het Missisippidal behoorende gewesten, benevens wenken en raadgevingen voor hen, die zich aldaar willen vestigen. Door Friedrich Arends. Uit het Hoogduitsch. Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1839. In gr. 8vo. 354 bl. f 3-:De Schrijver verhuisde in het jaar 1833 uit Oostfriesland naar Noord-Amerika, en zette zich in den Staat van Missouri neder. Hij schreef dit werk, nadat hij bijna vier jaren in Amerika gewoond, en wel diep in het land onder Amerikanen. Hunne mededeelingen, gepaard met zijne eigene waarnemingen, stelden hem in staat, veel belangrijks te boek te stellen over het Missisippidal; terwijl hij tevens gebruik gemaakt heeft van de nieuwste en belangrijkste werken over dit gedeelte der Vereenigde Staten. Ofschoon de Schrijver de eerste Afdeeling van dit werk, zijne reize namelijk, wil beschouwd hebben als alleen geschreven voor hen, die hem kennen en derhalve eenig deel in het lot van hem en de zijnen nemen, zoo bevat echter dit reisverhaal belangrijke berigten | |
[pagina 29]
| |
aangaande den overtogt der landverhuizers uit Europa naar Noord-Amerika, de voorwaarden, op welke zij overgebragt worden, hunne wijze van leven aan boord en de inrigtingen op het schip. De tweede Afdeeling bevat de Algemeene beschrijving van het Missisippidal. Iste Hoofdstuk. Voorkomen van het land. II. De bodem. III. Natuurlijke voortbrengselen, delfstoffen, planten en gewassen, dieren. IV. Rivieren. V. Klimaat. VI. Gezondheidstoestand. VII. Bevolking. VIII. Nijverheid. IX. Godsdienst en openbaar onderwijs. X. Landmeten en verkoop van staatslanderijen. Derde Afdeeling. Volksverhuizing en vestiging. Ofschoon de trek tot verhuizing naar Noord-Amerika, die bij sommige naburige volken, met name de bewoners van Grootbrittanje en eenige deelen van Duitschland, zoo zeer heerscht, bij onzen landaard doorgaans niet wordt bespeurd, verdient echter dit verschijnsel de opmerkzaamheid van den beoefenaar der hedendaagsche geschiedenis. Het Missisippidal, in grootte het derde gedeelte van Europa overtreffende, is veelal het doel van deze landverhuizingen. Vooral zijn het de Duitschers, die aldaar de vervulling van hunne in hun geboorteland onbevredigde wenschen en behoeften zoeken. Eene beschrijving van dit gedeelte van het Noord-Amerikaansch Gemeenebest, gelijk dit werk die behelst, moet dus wel belangrijk zijn. Ofschoon het moeijelijk voor den Europeaan is, om, zonder den toegang te hebben tot zoodanige onder ons minder bekende voortbrengselen der Amerikaansche letterkunde, die de gestadige veranderingen, de gedurige aanbouwingen van dat land en de dagelijksche toeneming der bevolking vermelden, in alle deelen over de juistheid der beschrijving te oordeelen, komt het ons echter voor, dat wij hier meer volledige berigten ontvangen aangaande de genoemde landstreek, dan wij elders ergens in onze taal beschreven gevonden hebben. Dat de Schrijver reeds vroeger gunstig bekend was, onder anderen ook door het in 't Nederduitsch vertaalde werk: over de Kusten van de Noordzee, geeft reden, om zijne beschrijving voor geloofwaardig te houden. Voor lezers, die niet te zeer verwend zijn door den bloemrijken stijl en verhaaltrant der romantische voortbrengsels, is de inhoud onderhoudend genoeg. Tot eene proeve van den stijl diene het volgende uit het Hoofdstuk: Volksverhuizing en vestiging: ‘Voor den opmerkzamen mensch biedt zich een ruim veld tot nadenken aan, over de, vooral in de laatste tientallen jaren, zoo sterk toegenomene volksverhuizing uit Europa. Een trek, die naast Grootbrittanje (en daar voornamelijk in Ierland) | |
[pagina 30]
| |
zich bijzonder in Duitschland openbaart, vroeger alleen in het zuidelijke gedeelte, thans echter in alle deelen van dat schoone land, en die den aldaar gerust gezeten burger zoo wel, als den geleerde aantast. Het schijnt, dat de voormalige volksverhuizingen, maar onder eene andere gedaante, in onze dagen van nieuws te voorschijn komen. In plaats dat, in langverloopene eeuwen, geheele volken in massa hunne woonsteden verlieten en met het zwaard in de vuist zich nieuwe woonplaatsen verwierven, trekken thans de menschen, hetzij ieder afzonderlijk, hetzij in huisgezinnen, ten hoogste in kleine maatschappijen, van huis, laten het zwaard aldaar verblijven, en bezorgen zich overal, waar het hun maar bevalt, door het alvermogend goud, een vreedzaam bezit van nieuwe woonplaatsen. Vooral in het tegenwoordige tiental jaren heeft de volksverhuizing uit Europa eene zoodanige hoogte bereikt, dat noch de geschiedenis van de Middeleeuwen, noch die van lateren tijd, een voorbeeld daarvan kunnen bijbrengen, en waarvan het getal personen dat van de twee voorgaande tientallen zamengenomen te boven gaat. Indien men aanneemt, dat in het tegenwoordige tiental jaren jaarlijks een middelgetal van tachtigduizend menschen naar de Vereenigde Staten en naar Kanada zijn verhuisd, dan hebben wij in twaalf jaren tijds reeds een millioen; en dit getal is stellig te klein, bijaldien de toekomende jaren dat van 1836 evenarenGa naar voetnoot(*). Een opmerkenswaardig teeken van den tijd!’ De vertaling is over het geheel goed uitgevallen. Eene enkele maal vonden wij een Germanisme of provinciale benaming, zoo als aaneenzwettende en zwetten voor aan elkander grenzende en grenzen of landpalen; ook nog: ‘na dat men zelf al of niet medewerkt,’ voor ‘naar dat men’ enz. Wij vertrouwen, dat onze landgenooten deze bijdrage tot vermeerdering van hunne kennis aangaande een Gemeenebest, op het- | |
[pagina 31]
| |
welk ook ons Vaderland, door de Nederlandsche afstamming van een gedeelte van deszelfs leden, door handelsverkeer en gelijkheid in liefde voor de vrijheid, zoo veel betrekking heeft, met genoegen zullen ontvangen, en dat aan het werk dezelfde goedkeuring als aan des Schrijvers vroegeren arbeid ook hier te lande zal ten deel vallen. |
|