Het tegenwoordige levenslot der vermaarde, ook onzen tooneelminnaars niet onbekende, Fransche treurspelspeelster, Mlle. Georges.
Mlle. georges, de eertijds zoo beroemde Actrice, welke keizers aan hare voeten zag, tot het kabinet van een' napoleon in de Tuileriën den toegang had, door hare schitterende schoonheid al de overige Tooneelspeelsters verduisterde, blijft thans van al dien luister, al die glansrijke kroonen, en, wat meer zegt, al haar opgehoopt bankpapier, niets over, dan - de herinnering. Men ziet haar thans, met valsche juweelen, kommerlijk in de provinciesteden rondzwerven. Nooit bestalen haar, gelijk de rijke Mlle. mars, Fransche gaauwdieven. Nog troont een spoor van schoonheid op haar grootsche voorhoofd, thans als 't ware een puinhoop uit vroeger eeuwen. Op de smerige planken van het Theater St. Martin treedt nu de ongelukkige kunstenaresse, te midden van ellendige medespelers, op, huilende en weeklagende, zich overschreeuwende, ja overbrullende, verlaten van de fortuin, van alle tooneel-zegepralen, van het publiek, en in eene schamele woning huizende. Semiramis is niet meer; de diadeem is verbroken, en met medelijden aanschouwt men deze koningin des Treurspels, die nog voor het laatst in de tegenwoordige Fransche Melodrames, als in den Toren van Nesle, Maria Tudor, Lucretia Borgia en soortgelijke overdrevene wanschepsels des overspannen gevoels, opflikkerde en toen uitdoofde, dat is, tot leedwezen der ware kunst, met hare kolossalen gestalten nog nu en dan over de ruwe planken der Boulevards-theaters waggelt; want Mlle. georges heeft haren sieren tred, hare stem den betooverenden klank, hare spraak de wegslepende declamatie niet meer; zij sleept zich voort, schreeuwt op heschen toon, of woedt of brult. Eens leefde zij in glans en overvloed, de schoone, waarlijk antiek-schoone vrouw, met haar edel voorhoofd, weelderig hoofdsieraad, bedekt met echte
paarlen en juweelen, de fiere