In de nis ten zuiden staat een mansbeeld, met een' langen priesterlijken baard. Het is op de gewone wijze versierd, maar heeft, door toeval of moedwil, beide armen verloren. In de nis ten westen zit weder een mondoliko, wiens snuit gebroken is, op een voetstuk. Ten noorden ziet men een vrouwenbeeld met acht armen. Het staat op een' liggenden karbouw, en houdt in de regterhanden, onder anderen, eene slang, een' ring en den staart van den karbouw. In de linkerhanden houdt zij een kind bij de haren omhoog en een pedoepaän of offervuurtest.
Voor het overige is de tempel uit lavasteen gebouwd, en heeft 14 voet in den buitensten omvang. De koepel is voor een gedeelte ingestort, zoodat men deszelfs oorspronkelijke hoogte juist niet bepalen kan. Rondom denzelven zijn eenige stukken van een Gamblang-spel uit afzonderlijke steenklompen gehouwen, als vier zoogenaamde Gongs, vier Kromongs en vier Gedemongs, en voorts een ander spel, bekend onder den naam van Dakon. De Legende van dezen tempel is de volgende: De Hoogepriester bambang sombo, zoon van dorowattie, afkomstig van Soemowono in de Kadoe (alwaar nog negen tempels aanwezig zijn, onder de benaming van Gadong Songo) vroeg de dochter van een' minderen Priester ten huwelijk. De vader van het meisje, tot dit huwelijk ongenegen, doch zijn' Hoogepriester niet durvende afwijzen, wilde hem ten minste in zijn voornemen dwarsboomen, en eischte, dat de man, die haar trouwen wilde, binnen den tijd van zeven dagen een' tempel moest bouwen, daarin blijven wonen, en beloven, dat hij denzelven, na de voltrekking van het huwelijk, met beelden versieren zou; voorgevende, dat hij dit bij hare geboorte gedroomd had. De Hoogepriester stemde in de voorwaarde, volvoerde het werk, trouwde de dochter, en begon met elk jaar een beeld voor den tempel te vervaardigen. In het eerste jaar maakte hij zijn eigen beeld, en plaatste het in de nis ten zuiden van den tempel. In het tweede jaar maakte hij het beeld zijner vrouw en van zijn kind, en plaatste het ten noorden. In volgende jaren maakte hij de beelden ten westen en ten oosten van het heiligdom, en besloot zijne dagen, nadat hij een Wiendoe, dat is acht jaren, was getrouwd geweest. De Javanen schatten den ouderdom van deze halve ruïne op 600 jaren, en hebben dezelve nimmer durven bezoeken, doch nu een
Europeër dit gedaan heeft, gaan zij er gerust