Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 549]
| |
De slotenmaker van Philadelphia.
| |
[pagina 550]
| |
moede was, genoeg, amos was niet rijk. Evenwel, gelijk gezegd is, zijn handenarbeid voorzag in de behoeften van zijn gezin en in de zijne; hij studeerde dus, arbeidde, en leefde vergenoegd. Het gebeurde, dat, in den loop van den herfst des jaars 1800, een koopman uit de stad, die in zeer uitgebreide betrekkingen stond, en den ochtend met het doen van zaken, zoo aan de haven als aan boord zijner schepen, had doorgebragt, naar zijn kantoor terugkeerde, om eene aanzienlijke betaling te bewerkstelligen, welke hij dien dag nog aan de bank van Philadelphia moest doen, toen hij eensklaps, tot zijn' schrik, ontdekte, dat hij den sleutel zijner geldkist niet meer had, en denzelven of verloren of verlegd moest hebben. Na lang maar vruchteloos zoeken moest hij zich eindelijk aan het denkbeeld houden, dat hij dien met het uithalen van zijn' zakdoek op straat verloren of ook misschien in het water had laten vallen; maar, wat nu te doen? Het was een ure, de bank sloot ten drie; de tijd ontbrak hem, om met vrucht eene advertentie te doen bekend maken, of ook om zich de benoodigde som van elders te verschaffen. In deze verlegenheid dacht hij aan onzen slotenmaker. Menigmaal had hij de behendigheid van amos sparks hooren roemen. Hij oordeelde dus, niet beter te kunnen doen, dan zich tot hem te wenden, in de hoop, dat de kunst van dien werkman slagen mogt de kist te openen, en alzoo zijn crediet voor den stoot, waarmede het bedreigd werd, te bewaren. Derhalve zond men in allerijl eenen bediende naar amos, die weldra met zijn bos werktuigen verscheen. Weinige minuten duurde het, of het moeijelijke slot der geldkist was opengestoken, en de verbaasde koopman kon zijne oogen over de zakken dollars en de pakken banknoten, welke zij bevatte, laten weiden; terwijl de pendule van het kantoor hem aanwees, dat hij nog drie kwartier uurs tot het doen zijner betaling over had: hij toonde ook de blijdschap van iemand, die plotseling, door een onverhoopt geluk, aan den neep eener kwellende verlegenheid ontkomen is, en de overtuiging erlangt, dat zijn crediet zelf boven de schaduw van verdenking verheven is. ‘Hoeveel ben ik in uwe schuld, amos?’ vroeg hij, terwijl hij de hand in den zak stak. ‘Vijf dollars, Mijnheer,’ antwoordde sparks. ‘Vijf dollars! Lieve hemel, mijn goede man, zijt gij | |
[pagina 551]
| |
razend geworden? Gij hebt immers ter naauwernood vijf minuten aan dat werk besteed. Ziedaar, (een terugkeer van kramer-deunheid had in hem reeds alle aandoening van dankbaarheid verstikt) daar hebt gij vijf schellingen, en dat is wèl betaald.’ ‘Het is waar,’ hernam de handwerksman, zonder zijne bedaardheid te verliezen, ‘dat ik niet veel tijd noodig gehad heb om de kist te openen; maar wees zoo goed en bedenk, hoe veel jaren ik noodig gehad heb, om zulk een werk in vijf minuten te leeren doen. De visite van een' Docter behoeft er soms maar eene enkele te duren, en de waarde van zijn dienstbetoon kan hem, evenzeer als mij, betwist worden, wanneer men hem niet meer noodig heeft; ondertusschen zou, zelfs in dat geval, zijn honorarium zoo groot zijn als het werkloon, dat ik vorder, en ik heb u de eer gered, die andere gezondheid van den handelaar. Ik zie het, gij zoudt den prijs mijner behendigheid, waarvan de beroepsoefening, ik erken het, niet tot de hooggeschatte behoort, ten naauwste willen bedingen, even als dien eener waar op de markt, en wel naar de waarde, welke zij in uwe oogen mag hebben.’ ‘De waarde, welke zij in mijne oogen hebben mag!’ hernam de koopman met een' versmadenden grimlach, ‘wel nu! ik denk, dat die met vijf schellingen ruim betaald is; voor dien prijs had ik een' nieuwen sleutel kunnen hebben, of men had er mij den mijnen voor teruggebragt.’ ‘Ja,’ hernam de ambachtsman; ‘maar hadt gij ook den eenen kunnen doen maken, of den anderen terug erlangen, vóór dat de bank sloot? Kon iets u uit uwe verlegenheid redden, dan mijne duur verkregene kunstkennis? En indien ik, van die verlegenheid misbruik makende, u geld had willen afpersen, zou ik alsdan niet eene veel grootere som hebben kunnen bedingen, en zoudt gij, daar gij geen ander redmiddel hadt, niet nog blijde geweest zijn, indien ik mij met het dubbele van hetgeen ik thans vraag vergenoegd had?’ ‘Het dubbele van hetgeen hij thans vraagt! Waarachtig, het schort den kerel in zijn hoofd! Ziedaar hebt gij uwe vijf schellingen,’ zeî de koopman, terwijl hij ze hem op de vlakke hand voorhield, met die hoogheid van den rijke, wanneer hij denkt, dat de arme voor hem buigen moet. ‘En verkiest gij ze niet te ontvangen,’ vervolgde hij, toen de smid nog altijd het geld bleef weigeren, ‘zoo kunt gij mij, | |
[pagina 552]
| |
voor hetgeen gij meent dat u toekomt, doen dagvaarden; want mijn tijd is te kostbaar, om dien met zulke beuzelachtige kibbelarijen te verspillen.’ ‘Ik heb in al mijn leven nog niemand doen dagvaarden,’ hernam sparks, ‘en ik heb veel verloren, omdat ik veel heb weten te verdragen; maar,’ voegde hij er bij, (daar zijne gewone zachtaardigheid, onder het gevoel van het geleden ongelijk, min of meer voor drift begon te wijken) ‘gij zijt rijk; gij zijt in staat om te betalen; en daar gij de dienst, die ik u gedaan heb, op deze wijs erkent, zoo zult gij, al dagvaard ik u dan niet, evenwel geven, wat billijk is.’ Met deze woorden liet hij het deksel der kist plotseling nedervallen; men hoorde de schotels van het springslot met een' luiden knap in de sluiting schieten, en geld en banknoten waren, even als het kwalijk verkregen goed in het tooversprookje, van voor het gezigt des bezitters verdwenen. De koopman stond als versteend. Eerst keek hij amos aan, en daarna de pendule; de wijzer, die tevens tien minuten over half drie wees, scheen hem met meer dan gewone snelheid voortgevlogen. Wat nu te doen? Eerst had hij lust om boos te worden; maar wat zou het hem gebaat hebben? Amos zeî hem nu op zijne beurt, dat, zoo hij over eenig ongelijk te klagen had, hij, indien hij zulks verkoos, hem kon doen dagvaarden, want dat, wat hem betrof, zijn tijd te kostbaar was, om dien met zulke beuzelachtige kibbelarijen te verspillen. En met de onverschilligste houding keerde hij den koopman den rug toe, en ging naar de deur van het kantoor. De koopman riep hem terug; tijd van beraad was er niet; het oogenblik drong; zijn crediet liep gevaar; men zou in de stad gezegd hebben, dat hij het verlies van zijn' sleutel slechts voorwendde, omdat zijne geldkist ledig was. Hij zag zich dus gedwongen, nederig te buigen voor den nooddwang van zijnen toestand. ‘Daar,’ zeî hij tot sparks, hem de vijf dollars aanbiedende, ‘neem dan uw geld, en laten wij elkander niets hatelijks meer zeggen.’ ‘Neen, nu moet ik tien dollars hebben,’ hernam de smid; ‘anders zoudt gij boven een arm man te veel vooruit hebben. Daarenboven geef ik u, bij het andermaal openen dezer kist, eene les, die wel eene kleine belooning waard is. Niet alleen was uwe bedoeling, mij mijn wettig verdiend | |
[pagina 553]
| |
loon te verkorten, maar gij zoudt zonder aarzelen mij in een regtsgeding gewikkeld hebben, waarvan de waarschijnlijke uitkomst geweest zou zijn, mij met de mijnen tot den bedelzak te brengen. Voortaan zult gij, in uwe betrekkingen met minder gegoede lieden, nimmer weder op uwen rijkdom trotsch zijn, of gij zult aan amos, den slotenmaker, denken, en de vijf dollars meer, die ik u nu doe betalen, en die ik aan de armen zal uitdeelen, zullen, zoo het u niet aan geheugen ontbreekt, u in het vervolg menigen misslag en dus menigen grond tot naberouw besparen.’ Deze soort van zedepreek, die, op den bedaardst mogelijken toon gesproken, in den geest van den koopman geene hoop op eenig vergelijk overliet, had weder een minuut of twee van den thans zoo kostbaar geworden tijd weggenomen. In driftige haast en met verbeten wrevel telde hij de tien dollars neder, welke amos nu een voor een zorgvuldig bekeek, alsof hij zich wilde verzekeren, dat zij wel van goed allooi waren, en dezelve toen in zijn' broekzak stak. ‘Spoed u! spoed u!’ riep de koopman; ‘om Godswil, spoed u! want om vijftig dollars zou ik niet willen, dat de bank sloot, alvorens ik er mijne betaling doen kon.’ ‘Ik geloof u,’ was alles, wat de smid op een' ernstigen toon ten antwoord gaf. Maar de goede man was noch boos, noch wraakgierig, en de straf, welke hij den geldzuchtigen koopman had opgelegd, toereikend oordeelende, draalde hij niet langer, maar opende de kist, aan den eigenaar juist den tijd latende, om de som daaruit te nemen en naar de bank te snellen, waar hij slechts eenige minuten vóór de sluiting aankwam. Ongeveer eene maand na dit voorval werd er, in die zelfde bank van Philadelphia, een diefstal ter som van vijftigduizend dollars gepleegd: de ijzeren traliestaven van een venster waren doorgezaagd geworden, en men had zich eenen toegang gebaand op eene wijs, welke duidelijk deed zien, dat de dief te gelijker tijd eene groote stoutheid en eene meer dan gewone behendigheid moest bezeten hebben. Er werden zelfs in de manier, waarop hij binnen geraakt was, ontwijfelbare blijken ontdekt, dat hij tot eenig werktuigkundig ambacht behoorde, waarin hij zeer geoefend moest zijn. De policie zond hare spoorhonden door geheel de stad en derzelver omtrek uit; doch nergens deed zich iets op, dat eenigen draad tot ontdekking van den schuldige kon aan de | |
[pagina 554]
| |
hand geven. Diegenen der ingezetenen van Philadelphia, die iets te verliezen hadden, begrepen, dat voor hen het bezoek van stoute en behendige boeven, die waarschijnlijk in den omtrek verborgen waren, te vreezen stond: allen gevoelden dus een gezamenlijk belang, om, zoo veel zij konden, de opsporing van den boosdoener te bevorderen. Eindelijk begonnen eenige vermoedens over amos sparks te zweven; maar zijne zoo bekende minvermogende omstandigheden en eerlijkheid verdreven dezelve aanvankelijk. Ondertusschen werd de geschiedenis van de geldkist en derzelver opening, welke de koopman uit schaamte en amos uit goedhartigheid tot nog toe verzwegen hadden, ruchtbaar. De koopman, van wien dit gerucht zijnen oorsprong nam, had, door helsche wraakzucht gedreven, zijne maatregelen zoodanig genomen, dat hetzelve ter oore van de directeurs der bank moest komen, verzeld met allerlei hatelijke bijvoegingen en overdrijvingen. Na eenigen tijd meende amos te bemerken, dat verscheldene zijner buren hem op eene zonderlinge wijze aanzagen, en dat een zeker vreemd en onverklaarbaar iets doorstraalde in alwat zij met hem te maken hadden. Het ontging zijner oplettendheid ook niet, dat een of twee dier buren, die gewoon waren alle namiddagen in zijn huis een praatje te komen houden, er sedert ettelijke dagen niet verschenen waren. Maar, niet kunnende onderstellen, dat er eenige ernstige reden bestond, die hen noopte dus stilzwijgend met hem te breken, dacht hij niet verder over hetgeen hij had opgemerkt. In soortgelijke gevallen is de meest belanghebbende persoon altijd degeen, die het laatst de tijding verneemt, welke hem bedroeven moet. Ook werd het eerste berigt, hetwelk onze werktuigkundige van de tegen hem gerezen verdenking ontving, hem gegeven door eenen policie-beambte, die op zekeren dag, gevolgd van een' talrijken drom dienaars, bij hem binnentrad, om huiszoeking bij hem te houden. Verbazing en verslagenheid waren dien dag het deel van amos en van de zijnen. Welk een slag voor een gezin, dat, te midden van deszelfs nederigen staat, zulk eene zoete voldoening gevonden had in het bezit van eenen goeden naam; een' schat, dien het, gelijk ligtelijk te begrijpen is, boven alle aardsche goederen waardeerde! Ook zelfs een' halven schelling aan eenen buurman te ontvreemden, zou in het oog dier brave lieden eene laagheid geweest zijn, waartoe | |
[pagina 555]
| |
geen hunner in staat was. En nu vijftigduizend dollars! Het overgroote dier som voegde bij de smart van zich het voorwerp van verdenking te zien de zwaarte van eenen schrik, welke die arme lieden geheel ter aarde boog. Wie zou zijn hart niet van medelijden doordrongen gevoeld hebben bij het zien van hun angstig en schier bijsterzinnig voorkomen, zoo lang de huiszoeking duurde? Digt opeengedrongen, kwamen zij eerst eenigermate tot zichzelven, toen de beambte, die het onderzoek bestuurde, verklaard had voldaan te zijn en niets gevonden te hebben, hetwelk de tegen hen gerezene vermoedens bevestigde. Toen eerst geraakten zij in staat, min of meer met bedaardheid de omstandigheden te overwegen, welke misschien voor altijd de rust en het levensgenoegen zouden verstoren, tot op het oogenblik van dat noodlottige bezoek door hen genoten. ‘Moed, mijne lieven!’ riep sparks, die het eerst van allen die helderheid van ziel herkreeg, welke den grond van zijn karakter uitmaakte; ‘moed gevat, en alles zal wel gaan; het is onmogelijk, dat zulke vermoedens tegen ons niet weldra vervallen. Een werkzaam en eerlijk leven moet spoedig zijn loon vinden. Er ligt misschien in de soort van mijn beroepsbedrijf en in de behendigheid, welke eene lange beoefening mij daarin gegeven heeft, iets, hetwelk natuurlijkerwijs de ligtgeloovigen, de niet doordenkenden, en vooral de boozen, indien deze de hand in dit onderzoek gehad hebben, het oog naar onzen kant heeft doen wenden. Maar waarschijnlijk zullen de werkelijke bedrijvers van dezen diefstal weldra ontdekt worden, want zoo afschuwelijk eene daad moet aller oogen open houden; en zelfs in het niet vermoedelijke geval, dat de misdadiger nog een tijdlang onbekend bleve, zullen onze buren, wanneer zij ons naar gewoonte met onzen arbeid bezig zien, zonder dat of onze kleeding of onze levenswijs het bezit van meerderen rijkdom verraadt, en zij ons geene uitgaven zien doen, die onzen stand te boven gaan; onze buren, zeg ik, die zich herinneren zullen, hoe wij jaren lang in dien zelfden staat van arbeid en spaarzaamheid hebben doorgebragt, zonder dat een zweem van wangedrag of van oneerlijkheid, zelfs in de kleinste dingen, eene vlek op ons geworpen heeft, zullen tot betere denkbeelden terugkomen, en geheel de stad zal ons de achting wedergeven, welke wij nimmer opgehouden hebben te verdienen.’ | |
[pagina 556]
| |
Deze redenering, zoo vol van gezond verstand, drupte balsem in het hart dezer ongelukkigen; ook was er in het vooruitzigt van den smid niets, dan hetgeen men met reden verwachten kon; en evenwel was hetgeen hij nu ondergaan had slechts het begin van eene reeks van wederwaardigheden en beproevingen, van verijdelde hoop en zich vernieuwende kwellingen, waarvan hij bezwaarlijk, zoo niet onmogelijk, den duur en de uitgestrektheid had kunnen voorzien. Teleurgesteld door de uitkomst der huiszoeking, vaardigden de bankdirecteurs nu een' doorslepen persoon, en wel juist den man van de kist, aan amos af, om met hem te onderhandelen. Zij deden hem door dien man eene aanzienlijke geldsom aanbieden, en hem daarbij de verzekering geven, dat geene verdere regtsvervolging tegen hem begonnen zou worden, mits hij het gestolene teruggaf, en zijne medepligtigen, zoo hij er had, bekend maakte. Vruchteloos betuigde amos in de sterkste bewoordingen zijne onschuld, en legde al den afschuw aan den dag, welke het denkbeeld alleen van zulk eene daad hem inboezemde; de afgevaardigde spotte met zijne voorgewende eerlijkheid, en bedreigde hem met de gevolgen, welke de zaak noodwendig voor hem hebben moest. Alstoen werd de verontwaardiging van den handwerksman, wiens ooren niet gewoon waren eene taal te hooren voeren, welke hem zonder grond of reden in zijne eer beleedigde, gaande; hij beval zijnen vijand, oogenblikkelijk zijn huis te verlaten, en deed zulks met de uitdrukkingen en gebaren van eenen man, die, hoezeer arm, besloten had zich te doen eerbiedigen, en het heiligdom zijner woning tegen den overmoed van den rijke te beschermen. Met beschaming ging de koopman heen, terwijl hij amos met zijne wraak bedreigde. Aan de bank werd nu raad gehouden, en men besloot, sparks te doen gevangen nemen en in hechtenis zetten, in de hoop, dat hij, van zijn gezin en zijne gewaande medepligtigen gescheiden, en verschrikt door al den toestel van een lijfstraffelijk geding, vroeg of laat tot het doen eener bekentenis gebragt zou worden. Dit was weder een geduchte slag voor het arme huisgezin! Vereenigd gebleven, wat zouden zij dan niet in staat geweest zijn te verduren? Weêrkeerige raad en deelnemende vertroosting verminderen de smart en verligten de ellende. Maar gescheiden! maar bewust, dat hun hechtste steun, de- | |
[pagina 557]
| |
geen, rondom wien zij gewoon waren zich in hunne zwakheid te verzamelen, in ketenen geslagen, in eenen kerker zuchten moest, en dat op eene onregtvaardige beschuldiging!Ga naar voetnoot(*) O, dit was meer dan zij verdragen konden, vooral te midden van den verpesten dampkring der verdenking, die nog altijd hunne woning omgaf, en tot zelfs de lucht, welke zij inademden, bedierf! Evenwel verdroegen zij zonder morren de ontberingen, welke het afwezen van hunnen broodwinner hun deed ondergaan; ja zij vonden nog middel, om van het weinige, dat zij met moeite verdienden, iets over te houden, om hem in zijne gevangenis eenige verkwikking te doen toekomen. Reeds waren maanden verloopen, en nog had sparks geenerhande bekentenis gedaan; niets had nog het geringste licht in het duistere der beschuldiging verspreid; maar zij, die hem vervolgden, waren nu gedwongen, het geding, in den staat, waarin het door hen gebragt was, zijnen loop te laten nemen. De eenige materiéle bewijzen, welke zij tegen den beschuldigde konden inbrengen, bestonden in zekere sloten van zonderling zamenstel en ettelijke vreemd gevormde stukken van werktuigkunde, die in de werkplaats van den armen gevangene gevonden waren. Die werkstukken, van welke voor het oog der oningewijden een deel der bestemming en dienst verborgen bleef, schenen, zoo al niet de schuld, ten minste de uitstekende geschiktheid van den werkmeester tot medepligtigheid te doen blijken. Kortom, men bespeurde daarin zulk eene verscheidenheid van aanleg, zulk een' voortreffelijken arbeid, dat er onder de regters, de gezworenen of het publiek weinigen waren, die zich overreden konden, dat een zoo onbemiddeld man als amos zoo veel tijd en vlijt besteed zou hebben, met het eenige doel om zijne kunst te vervolkomenen. Zijne vrienden en buren legden de getuigenis af, welke van hunne waarheidsliefde verwacht kon worden, en in al de verhooren verklaarden zij uit éénen mond, met hoeveel liefde onze smid aan zijne beroepskunst gehecht was. De advokaat, die ten behoeve der bank de beschuldiging moest ondersteunen, droeg de middelen daartoe met de uitstekendste pleitkunst voor. Hij trok dezelve meestal uit den | |
[pagina 558]
| |
staat der openbare meening en uit den invloed, welken de verspreide vermoedens, gevoegd bij de in het oog loopende behendigheid van den werkman, op den geest van den Jury konden oefenen; met arglistige vasthoudendheid de kwaadaardige gevolgtrekkingen voorspinnende, waartoe het naauwkeurig onderzoek van elke schroef en elke veer in het ter tafel liggende ijzerwerk hem aanleiding gaf; bij elke gelegenheid terugkomende op hetgeen er, bij het opensteken der geldkist, tusschen den smid en den koopman voorgevallen was; op het ontegenzeggelijk onvermogen van amos, waaruit hij het denkbeeld eener waarschijnlijke verzoeking tot het booze deed opwellen; op het tijdverlies, hetwelk de man, in zijne omstandigheden, zich klaarblijkelijk nutteloos moest getroost hebben, zoo hij niet daardoor bedoeld had, eindelijk tot de verwezenlijking van eenig overgroot plan te geraken. In één woord, omdat amos arm was, moesten zijne vlijt, zijn geduld, zijne liefde tot zijne kunst, kortom al zijne deugden, tegen hem pleiten. De advokaat eindigde zijne rede met te verklaren, hoe hij dacht, dat de uitspraak van een veroordeelend vonnis oogenblikkelijk door eene bekentenis gevolgd zou worden, want dat hij, wat hem betrof, in zijne ziel en geweten, amos voor schuldig hield. Op deze wijs gelukte het hem inderdaad, de meesten zijner toehoorders tot deze meening over te halen. Zelfs eenige leden van den Jury, genegen om op de waarschijnlijkheid eener bekentenis te rekenen, en door den stroom der vermoedens medegesleept, waren niet vreemd van het besluit, om, zonder genoegzaam bewijs, hun schuldig uit te spreken, zich in het geheim vleijende met de verwachting, dat de uitkomst naderhand voor aller oog hun doorzigt zou regtvaardigen. Maar, zóó kon de zaak in een Amerikaansch geregtshof niet asloopen, zelfs niet op den tijd, toen de door ons verhaalde gebeurtenis zich toedroeg. Het overzigt, door den regter gegeven, was duidelijk en beslissend. Hij deed zien, dat er, wel is waar, grond van vermoeden bestond; dat eenige omstandigheden der bijzondere wijze van zijn en handelen van den beschuldigde inderdaad met deszelfs gewonen staat van bekrompenheid moeijelijk overeen te brengen waren; maar dat het desniettemin der beschuldiging aan stellige bewijsgronden volstrektelijk ontbrak; en dat, eindelijk, niet alleen de draden, die tot het begaan der misdaad moesten leiden, op onderscheidene pun- | |
[pagina 559]
| |
ten afgebroken waren, maar dat men er zelfs niet een eenige vinden kon, die verder ging dan het huis van den handwerksman. - Ten gevolge dezer zoo ware en billijke uiteenzetting werd amos vrijgesproken. Doch hoezeer, in het dus geëindigde regtsgeding, zich niets had opgedaan, hetwelk de verdenking tegen hem kon bevestigen, bleef zij nogtans, als het zwaard van damocles, boven zijnen schedel zweven. De wraakglerige koopman en de directeurs der bank schroomden niet, om, in de spijt hunner teleurstelling, te verklaren, dat zij, zelfs ondanks de regterlijk gedane vrijspraak, nog altijd geen oogenblik aan de schuld des slotenmakers twijselden. Deze meening, opzettelijk onderhouden, ging in den geest van zeer vele lieden over, die, gelijk gewoonlijk, tot eigen onderzoek der waarschijnlijkheden te vadzig, ligtelijk overhelden, om in den vrijgesproken kunstenaar niets anders te zien dan een' aan de galg ontsnapten schelm. Waarlijk, hoe zou ook de goede naam van een arm man onbezwalkt hebben kunnen blijven onder de arglistig berekende aanvallen van zoo vele vermogende lasteraars? Amos verheugde zich over zijne door de regtbank erkende onschuld, in de vertroostende overtuiging, dat de gezworenen hunnen pligt volgens hun geweten vervuld hadden; en de proef, welke hij doorstaan had, had zijn vertrouwen op de wetten van zijn land eer versterkt dan verzwakt. Hij ontving de omhelzingen van zijn gezin als een man, ontheven van den last eener geduchte verantwoordelijkheid en ontkomen aan een gevaar, dat eer en leven bedreigde; en toen zij des avonds weder voor het eerst rondom dien huiselijken haard, de getuige van hun voormalig geluk, vereenigd waren, stortte zijn hart zich uit in een vurig dankgebed aan dien God, die de waarheid had doen zegevieren. Niettemin gevoelde amos, schoon door het verdict van den Jury vrijgesproken, dat hij dit in de openbare meening nog niet was. Hij was te schrander, dan dat hij zulks niet op het aangezigt van eenigen der gezworenen en van de meesten der toehoorders zou gelezen hebben. Hij besloot echter, met gelatenheid de kans eener ontdekking van den waren dader af te wachten, en getroostte zich voort te leven onder den last der ongerijmde schuldvermoedens, welke de Voorzienigheid, in hare voor hem nog ondoorgrondelijke wijsheid, goedvond op zijn hoofd te laten drukken. | |
[pagina 560]
| |
Maar amos had niet bedacht, wat hij voortaan doen zou, om te kunnen leven. Wel is waar voelde hij in zich kracht van geest genoeg, om, in de hoop op een zegevierend eerherstel, de koele behandeling der vooringenomenen te verdragen, de honende gemaaktheid, met welke velen, bij zijne nadering, de oogen van hem afwendden, kortom de bewustheid en gedurige herinnering van den laster, waaraan hij blootstond; maar het wegblijven zijner winkel-kalanten opende hem eerlang de oogen omtrent zijnen verschrikkelijken toestand. De meesten waagden het niet meer, slot of sleutel bij hem te koopen, die gereeden toegang tot alle had; geen werk werd dus meer bij hem besteld; het weinige, dat hij op den koop vervaardigde, vond geen' aftrek, en daar de geringe geldvoorraad, welken hij in vroeger' tijd had mogen oversparen, door zijn proces verzwolgen was, bekwam het ongelukkige gezin de overtuiging, dat, met al deszelfs vlijt en al deszelfs zuinigheid, het niet in staat zou zijn, zelfs zijn dagelijksch brood te winnen. Het eene stuk huisraad, het eene min of meer slechts overtollige deel hunner kleeding verdween na het andere; met elken dag werd er aan hun reeds zoo karig maal iets onttrokken. Kortom, na eenige maanden in toenemende verarming te hebben doorgebragt, zag hun beangstigd oog, op het gewone etensuur, niets anders meer dan een' naakten disch tusschen kale muren. Het was er dus toe gekomen, dat men of bedelen moest, of van honger sterven, of de stad verlaten. Dit laatste was reeds menigmaal het onderwerp der gesprekken van het gezin geweest. In Amerika is dit het hulpmiddel, waartoe men steeds, bij groote ongevallen, in hoogen nood, zijne toevlugt neemt. De bankroetier, bij voorbeeld, verhuist naar den Staat Ohio, om er zijn oneerlijk verworven of schelms behouden vermogen te genieten, of zelfs zich eene nieuwe kans op nog grooter fortuin te openen; naar Albany vlugt, om er waar schijnlijk binnen kort een hooggeacht man te worden, de geestelijke, die de zwakheid van het een of ander onschuldig parochiekind schandelijk heeft misbruikt; Missouri zal den inwoner van Michigan opnemen, die in eenig krakeel zijnen buurman het bowie-knifeGa naar voetnoot(*) tusschen de ribben gestoken | |
[pagina 561]
| |
heeft. Kortom, verplaatsing is het panacée in alle hagchelijke of wanhopige gevallen. Reeds vroeger zouden ook de sparks dit hulpmiddel te baat genomen hebben; maar in het diepst van hun hart glom nog een overblijfsel van hoop, dat de schuldige ontdekt en alles opgeklaard zou worden; daarenboven dachten zij, dat vlugten min of meer op de tegen hen heerschende verdenking het zegel drukken zou. Indien zij zoo langen tijd hunne vreeselijke ellende verduurd hadden, was zulks in de hoop, dat de achting en het vertrouwen hunner oude vrienden en buren tot hen terug zouden keeren, wanneer eenmaal de Voorzienigheid aan dezelven de oogen geopend en den sluijer, die nog de waarheid bedekt hield, weggenomen zou hebben. Thans echter was een langer vertoeven te Philadelphia voor hen onmogelijk geworden, en het troosteloos gezin maakte dus aanstalten tot zijn vertrek. Het vervoeren hunner pakkaadje belemmerde hen niet; en daar, sedert zij onschuldig verklaard waren, niemand hun meer crediet gaf, kon ook geen schuldeischer hun den aftogt beletten, toen zij nu eindelijk met bedrukten geest hunne vaderstad den rug toekeerden. Zij gingen op een der talrijke vaartuigen scheep, die de rivieren van Noord-Amerika doorkruisen, voeren Schuylkill voorbij op het water, dat dien naam draagt, en traden aan land te Norristown, zeven mijlen noordoostwaarts van Philadelphia. Aldaar hadden hunne minzaamheid en hunne vlijt hen weldra in staat gesteld, om uit hunnen armoedigen toestand te bekomen, en een tijdlang vonden zij een leven bijna gelukkig, hetwelk niet meer door de ijskoude bejegening en de beleedigende blikken van vooringenomene buren gestoord werd. Doch ook hier waren zij niet bestemd eene ongestoorde rust te genieten; zij waren nog slechts op de eerste pleisterplaats hunner pelgrimaadje van ellende. Een koopman, die uit de hoofdstad naar de Blaauwe Bergen in Nieuw Hampshire op reis was, en bij het doortrekken van Norristown sparks herkende, zeide al spottende aan eenige inwoners der stad, zijne kennissen, dat hij hen met hunnen nieuwen stadgenoot, den wijdberuchten slotenmaker van Philadelphia, geluk wenschte. Het zoo kwaadaardig gegeven berigt verspreidde zich als een loopend vuur, en spoedig zagen zij zich aan die zelfde verachting blootgesteld, waarmede lieden, die hen zoo veel langer kenden dan de | |
[pagina 562]
| |
goede inwoners van Norristown, hen in hunne eigene stad zoo ligtvaardig overhoopt hadden. Zij waren dus andermaal in den treurigen tweestrijd gebragt van of honger te lijden of heen te gaan. Zij vertrokken, en ditmaal zonder aarzelen, want hier ten minste hielden hen geene herinneringen terug. Zij trokken de bergen over, en na in de vallei van de Susquehannah afgedaald te zijn, was het te Sumbury, dat deze zwervende stam, welken het noodlot als op het spoor vervolgde, voor de tweede maal zijne tent opsloeg. Daar deed eene even snel en even gelukkig herlevende welvaart als te Norristown dezelfde hoop in hun hart herleven, om even spoedig onder den adem van den laster de verwelken, die, van het eene einde tot het andere der Vereenigde Staten voortloopende, hun eindelijk de vrees deed opvatten, dat zij nergens eene schuilplaats zouden vinden. Overbodig zou het zijn, hier de namen der talrijke steden en dorpen op te geven, waar zij vruchtelooze pogingen deden, om het onderhoud voor hun ellendig leven te winnen, en van waar zij steeds door achterdocht, verachting en kwellingen verdreven werden. Zij waren de Vereenigde Staten bijna in derzelver geheele breedte doorgetrokken, en reisden langzaam westwaarts aan, toen zij, op de bergvlakte aangekomen, welke zich boven Middleton verheft, er stil hielden, twijfelende of zij wel hunne door den marsch gewonde voeten met veiligheid op de straten dier stad zouden kunnen zetten. Zij aarzelden, de zoo dikwerf mislukte proef nog eenmaal te ondernemen. Vader sparks ging aan den voet van een' wilden vijgenboom op eenen steen zitten, en zijn gezin hurkte rondom hem neder op het gras. Hunne dagreis was lang geweest; zij waren uitgeput van vermoeidheid. Eensklaps, zonder elkander een woord gezegd te hebben, ontmoetten zich hunne blikken onderling, en daar elk in des anderens oogen de uitdrukking las der diepe zielesmart, welke een zoo langdurig lijden en eene zoo veelvuldig bedrogen hoop in hunne harten verwekten, borsten zij in een gezamenlijk zuchten en schreijen uit, waarbij sparks zelf zich niet onthouden kon zijne tranen te voegen, terwijl hij zijn aangezigt in de blonde lokken van zijn dochtertje verborg, wier hoofd op zijne knieën rustte. Na eenigen tijd aan zijne droefheid den teugel gevierd te hebben, vermeesterde hij met eene krachtige poging de smart, die zijnen boezem nog deed zwellen, droogde zijne tranen | |
[pagina 563]
| |
af, en zeide: ‘Gods wil geschiede, kinderen! Al zijn ons, ondanks onszelven, tranen uit de oogen geweld, hoeden wij ons ten minste tegen Hem te morren, die ons deze lange beproeving doet ondergaan! Ongetwijfeld is het met eene voor ons verborgen bedoeling zijner genaderlijke Voorzienigheid, dat hij deze vervolging gedoogt. Zijn wij ook nog zwervende en als ballingen op deze aarde, wij moeten daarom zijne beloften niet vergeten, die ons eene altoosdurende wijkplaats toezeggen in een gewest, waar de booze niet langer schaden zal en waar de moede rust zal vinden. - Misschien,’ vervolgde hij, na eene korte wijl gezwegen te hebben, en terwijl hij zijne verduisterde oogen ten hemel opsloeg, ‘misschien heb ik te veel op mijne kunstvlijt gebouwd; misschien ben ik te zeer genegen geweest, mij daarom boven anderen te verheffen, die minder ruim begaafd waren; misschien heb ik, laatdunkend, de verdienste daarvan aan mijzelven toegeschreven, in plaats van de eer te geven aan Hem, die 's menschen geest gevormd heeft om een veld te doorloopen, hetwelk wij wanen zonder grenzen te zijn, omdat onze trots die niet kan onderscheiden. Mijne dwaling is die van grooteren en wijzeren dan ik geweest, welke, even als ik, bevonden hebben, dat hetgeen wij gelooven het kostbaarste der aardsche goederen te zijn, menigmaal juist dat is, hetwelk meest toebrengt om ons te verderven.’ Op dit oogenblik sloeg de huismoeder, met teedere zorg de wolk willende verdrijven, waarmede zij het voorhoofd harer geliefden verdonkerd zag, en trachtende hun eene afleiding te verschaffen gedurende de weinige oogenblikken, waarin zij rust genieten konden, eene te Philadelphia uitgekomen courant open, welke iemand haar gedurende den loop harer reis gegeven had, en vestigde de aandacht van het gezin op de lijst van huwelijken en sterfgevallen, om te zien, welke veranderingen voorgevallen waren onder de inwoners eener stad, waarvan het aandenken hun nog waard was, hoezeer zij voor altijd uit haren omkring verbannen waren. Naauwelijks had zij het blad geopend, of hare oogen bleven aan een artikel gehecht, dat zij gretiglijk en met eene aandoening begon te lezen, die gedurig toenam, en allen, welke haar omringden, met verbazing trof. En waarlijk, zij had daartoe ook maar al te veel reden! Amos, verwonderd over de ontroering, welke zij deed blijken, greep met teedere drift het papier, dat op het punt was aan hare handen | |
[pagina 564]
| |
te ontglippen, en las er in het volgende opschrift: Diefstal ten nadeele van de Bank. Sparks heeft dien niet bedreven. De indruk, welken deze woorden op hem maakten, was niet minder sterk, dan dien de wakkere vrouw ondervonden had; maar zijne zenuwen, beter geschikt om den schok te weêrstaan, veroorloofden hem, het ongeduld zijner lieve toehoorders te voldoen. Hunne ooren schenen als 't ware het geluid van elken lettergreep der heilrijke tijding in te zuigen, welke eindigde met het relaas der bijzonderheden van het te Albany aan eenen boosdoener ten uitvoer gelegde doodvonnis, die, onder verscheidene andere stoutelijk uitgevoerde wanbedrijven, ook bekend had, dader van den diefstal der vijftigduizend dollars te zijn. Verder had de ware schuldige onzen sparks, dien hij verklaarde nimmer gezien te hebben, ook nog van alle blaam van deelneming aan de daad ontheven, door naauwkeurig op te geven, hoe hij over de geheele som beschikt had. Men kan denken, welk eene verrukking de harten der arme reizigers, die onder het lommer van den boom bijeen waren, vervulde! Hunne aangezigten straalden van dankbare geestvervoering, toen zij zich met eenparige drift op de knieën wierpen, om hun gemoed uit te storten voor den Albarmhartige, die hun de krachten verleend had, om hunnen last tot daartoe te dragen, en hen daarvan had ontheven, alvorens het gewigt voor hunne uitgeputte krachten te zwaar werd. Zij besloten op staanden voet naar hunne geboortestad terug te keeren; en geene week was verloopen, of zij naderden haar reeds blijmoedig op den weg, die er henen leidde. Middelerwijl was er onder de inwoners van Philadelphia eene bijna wonderdadige verandering voorgevallen. De couranten en tijdschriften, die gewoonlijk maar al te slaafsche nabaauwers der publieke vooringenomenheden, te voren door hun brommend gezwets tot de veroordeeling van den mechanicus gedreven hadden, bazuinden thans niet minder hoogdravend zijne door de bekentenis van den schuldige aan den dag gekomen onschuld uit, en verbaasden zich met eene schijnbare naïveteit, dat de vermoedens niet reeds in rook verdwenen waren voor de klaarblijkelijkheid, die zeer ontegenzeggelijk uit het regtsgeding was voortgekomen. Zij gingen zelfs zoo verre, dat zij het aandoenlijkste tafereel ophingen van het huiselijk geluk, hetwelk de sparks geno- | |
[pagina 565]
| |
ten hadden, tot op het oogenblik, dat het onzalige proces over hun hoofd was losgeborsten, niet vergetende, als contrast, hierbij te voegen de deels uit de wezenlijkheid, maar nog meer uit hunne verbeelding geputte, tot in de kleinste bijzonderheden loopende omstandigheden van het ongehoorde lijden, de alle geloof te boven gaande ontberingen, de onuitsprekelijke folteringen, welke zij doorgestaan hadden op den noodlottigen pelgrimstogt, dien zij hadden moeten ondernemen, om zich aan de gevolgen eener zoo onbillijke en zoo heillooze beschuldiging te onttrekken. Bij dit couranten-rumoer voegde geheel de stad haar gejuich. De oude vrienden en buren van de sparks, die de eersten geweest waren om hunnen goeden naam aan stukken te scheuren, kondigden zich thans overluid aan als hunne onverzettelijkste voorvechters. Niemand was er, of hij vernam er met bezorgdheid naar, in welk oord der wereld zij zich wel bevinden mogten. De een beweerde, dat zij in het diepst der bosschen het leven verloren hadden; de ander, dat zij tot asch verteerd geworden waren midden op eene in vlammen staande prairie. Niet weinigen helden over, om te gelooven, dat sparks, in eenen aanval van razende wanhoop, na zijne vrouw en kinderen vermoord te hebben, de handen aan zichzelven geslagen had. Al deze gissingen, al deze sprookjes hadden tot uitwerksel gehad, de gemoederen tot hetzelfde punt van gisting te brengen, waartoe weleer de zaak van den diefstal dezelve had opgewonden, met dit onderscheid, dat nu de stroom der meening juist den tegenovergestelden loop genomen had. Nu werden sparks en de zijnen, die nog kort geleden als verachtelijke boeven uit de stad verdreven waren, toen zij thans bij hunne wederkomst de voorsteden naderden, met feestgejuich en blijde gelukwensching door duizenden hunner medeburgers ingehaald, voor welke hunne plotselinge lotsverwisseling hen tot het voorwerp der levendigste belangstelling maakte, en die hun daarvan om strijd de luidruchtigste blijken toebragten. Hunne intrede in de stad was eene zegepraal, en de honderdstemmige mond des publieks, dat altijd een slagtoffer hebben wil, riep hun van alle kanten toe, dat zij den bankdirecteuren eene aktie van schadeverhaal moesten aandoen; dat men eene luisterrijke vergoeding aan dit arme huisgezin schuldig was. Aanvankelijk wilde sparks zich geenszins tot de stappen | |
[pagina 566]
| |
leenen, welke zulk eene vordering vereischte. Hij vond zich in de openbare meening door die meening zelve hersteld; zijne nering herleefde; hij zag zich weder in zijnen winkel, waar hij zijnen geliefkoosden arbeid hervat had; zijn huisgezin, tot deszelfs nederige levensgewoonten teruggekeerd, was tevreden en gelukkig. Sparks verlangde niets meer; maar de publieke stem was zoo ligtelijk niet voldaan. Geheel de stad Philadelphia had in hare hooge magt beslist, dat de bankiers boeten zouden. Een vermaard advokaat bood zich aan, om de zaak te besturen, verklarende van alle honorarium af te zien, zoo er geen verdict, gelijk men het billijk oordeelde, gegeven wierd. Alstoen bedacht onze mechanicus zich ernstig. Wat hemzelven betrof, was hij geneigd genoeg, om alle hem aangedaan ongelijk te vergeven en te vergeten; maar hij overwoog, dat men, ter bevordering der belangen eener rijke compagnieschap en ter vernieling van al het tegenwoordig en toekomstig levensgeluk van een arm en eenvoudig hankwerksman, eene drift en hardnekkigheid getoond had, die, om het welzijn der maatschappij, niet ongestraft behoorden te blijven. Hetgeen hem zijn besluit deed nemen, was het denkbeeld, dat dit geding eene heilzame zedelijke uitwerking zou hebben; dat het eene waarschuwing voor den rijke zou zijn, zich niet al te zeer te verhoovaardigen op den invloed, dien hij aan zijn geld verschuldigd is; terwijl het eene hartsterking voor den arme zou wezen, die onder den druk eener onregtvaardige vervolging mogt zuchten. Het proces begon dan, niettegenstaande de herhaalde aanbiedingen der bank, om in schikking te komen. De pleitrede der wederzijdsche advocaten was, de eene zoo wel als de andere, van uitstekende verdienste; maar de regtsverdediger van den smid had een onderwerp, waarin hij al de vermogens zijner welsprekendheid met het grootste voordeel kon doen schitteren. Ook zag men, na een wegslepend pleidooi, geheel het aanwezige publiek, datzelfde publiek, hetwelk vroeger, zonder eenig bewijs, amos sparks onmeêdoogend veroordeeld had, in tranen smelten bij de beschrijving van het lijden, hetwelk de ongelukkige handwerksman had moeten verduren; en het verdict der Jury, hetwelk de bank tot eene schavergoeding van 10,000 dollars verwees, was niet zoodra bekend, of amos sparks zag zich door de menigte omsingeld, van den grond geheven en in zegepraal naar zijne woning gedragen, te midden van het ge- | |
[pagina 567]
| |
juich en het vreugdegeschreeuw des volks; welks stem ditmaal inderdaad de stemme Gods was. |
|