uit het venster te kuijeren. Kom, volg mij; ik zal voor uwe vlugt zorg dragen.’ De Artillerist geleidde doublet naar buiten, terwijl hij zelf door de corridors zich, zoo dra mogelijk, van de schouwplaats der moorders verwijderde. De stemmer en de kanonier kwamen eindelijk behouden van daar.
Eenenveertig jaren na den aanval, de verdediging en de zegepraal des klaviers, in het jaar 1833, hield een mijner vrienden het middagmaal bij den Generaal des champeaux in het hotel der Invaliden. Na den maaltijd zeide deze tot hem: ‘Gij zijt een beminnaar der muzijk. Nu wil ik u toch eens een' Invalide toonen, dien wij hier hebben. Het is een zonderling wezen. Ik ben verzekerd, dat zijne kenpismaking genoegen geven zal.’ Zij gingen naar eene andere verdieping en kwamen in eene zaal. Hier zagen zij een' grijsaard met zilveren kruin, een' oud' krijgsman, die op een schoon, met goud ingelegd klavier speelde. Mijn vriend, die niet regt wist, of met den aangekondigden Invalide het instrument, dan wel de virtuoos, die het bespeelde, bedoeld werd, riep uit: ‘Dat klavier ken ik! Het is het klavier van Koningin maria antoinette. Ligt het deksel op, en gij zult van binnen herders en herderinnen zien, die in een landschap bij schalmei en doedelzak dansen.’ - ‘Juist zoo!’ antwoordde de Heer des champeaux. Maar hoe hebt gij het herkend? Gij hebt mij den tijd niet gelaten, u zijne merkwaardige afkomst te ontdekken.’
‘O, ik begrijp zeer wel, dat die Heer het herkend heeft!’ hernam daarop de oude Officier, die daarbij in tranen uitbarstte. ‘Hij heeft het gered; hij heeft het aan de handen der barbaren ontrukt, en mij ook, zoo als ik thans voor hem sta. De 10 Augustus is een hoogstmerkwaardige dag, en ik zal denzelven in mijn gansche leven niet vergeten. Dat is mijn brave kanonier van de Nationale Garde, mijn burgersoldaat, mijn bevrijder, mijn beschermengel, de redder van het geliefde klavier; door zijne edelmoedigheid is het, dat ik het nog bespelen en de vreugde mijns ouderdoms smaken kan. Ik ben doublet, de klavierstemmer van de schoone en goede Koningin maria antoinette.’
De herkenning was roerend. De beide medgezellen van den 10 Augustus omarmden elkander in verrukking, en mijn vriend nu en dan ook het klavier, hetwelk door zoo vele staatstormen eerbiediglijk was verschoond gebleven. Hij zette zich er nu dadelijk voor, en liet weder den Marseillaanschen