| |
Keizer Nicolaas.
Met regt beweert een Engelsch reiziger, bremner, (uit wiens onlangs uitgegeven werk de schets van Keizer nicolaas is ontleend, welke wij hier willen mededeelen), dat de Keizer van Rusland een der merkwaardigste personen is, op wie de aandacht van geheel Europa als onwillekeurig moet gevestigd zijn. Hij is de man, van wiens wil en wenk grootendeels vrede en rust, niet enkel in ons werelddeel, maar ook in Azië afhangen, en die de brandstoffen, maar al te rijkelijk voorhanden, gemakkelijk en vreeselijk zou kunnen ontsteken.
Volgens hem bezit de Keizer wel niet datgene, wat hem als eenen man van buitengewone talenten zou kunnen onderscheiden. Maar onvermoeide werkzaamheid van ziel en ligchaam (in eene mate, die bij den Vorst ligtelijk den naam van genie verkrijgt) kan hem niet ontzegd worden. Zijne meest uitstekende eigenschappen zijn vastberadenheid, grootheid, om bij den onverwachten en onvoorzienen nood van het oogenblik maatregelen te beramen, en standvastigheid, om deze door te zetten. Daarmede is zijne buitensporige zucht verbonden, om alles tot zekere militaire eenvormigheid
| |
| |
terug te brengen. Die zucht wordt schier eene zwakheid bij hem. Zijn lievelingsdoel is, het geheele Rijk het voorkomen te geven van een groot kamp. Deze zucht is zoo wél bekend, dat zelfs de kinderen op de straat eene militaire houding aannemen en deftig voortstappen, op het hoofd eene witte muts dragende met een' rooden band à l'Empereur. Wanneer men eene school binnentreedt, rijzen knapen en meisjes bij gelederen overeind, om u op militaire wijze te begroeten, en zij verlaten de school, als marcheerden zij op het geluid van de trom. Ook in de gevangenissen ziet men nog sporen van des korporaals tucht, en zelfs in de hospitalen zou men schier zeggen, dat de ziekenoppassers de keizerlijke lijfwacht naäpen.
Des Keizers huisselijke levenswijze is zeer eenvoudig. Een bijzonder genoegen schept hij in het bijzijn van zijne kinderen. Zij, die het Keizerlijke gezin in deszelfs huisselijke afzondering hebben aanschouwd, als de leden bevrijd waren van de praal en statigheid, wier slaven de Vorsten zijn, zoodra zij in het openbaar verschijnen, spreken over hen met hoogen eerbied. Een Engelschman, die vele gelegenheden had, om dien hoogen kring binnen te treden, zegt, dat men zich onmogelijk meer geluk, meer liefde, meer eenvoudigheid kan voorstellen. De ongedwongene en onschuldige vermakelijkheden, waarmede de avonden worden doorgebragt, vormen een aangenaam kontrast met datgene, wat men zich gewoonlijk van vorstelijke familiekringen verbeeldt. Met één woord, in alles, wat hij zag, bleek het, dat er geen teederder eentgenoot of liefderijker vader bestaat, dan nicolaas. De Keizer, te scherpzigtig om niet te bemerken, wat er in de ziel van den bezoeker omging, zeide op zekeren avond, terwijl hij bij de onaangename gedachte op zijne tanden knarste en op den grond stampte: ‘Ik weet, dat ik in Engeland miskend word. Men haat mij, omdat men mij een dwingeland acht. Men moest mij zien in den schoot mijner familie.’
De wijze, waarop het Keizerlijke gezin op sommige der zomerpaleizen leeft, is ook bij uitstek eenvoudig, gelijk blijken kan uit de volgende anecdote. Een vreemdeling, die rondzwierf langs de kusten nabij Peterhof, betrad een park, dat, zoo hij meende, behoorde tot het buitenverblijf van dezen of genen aanzienlijke, die aan de dienst van het nabijgelegen paleis verbonden was. Hij vond nergens eenigen
| |
| |
hinderpaal bij zijne wandelingen, strekte dezelve naar alle rigtingen uit, en poogde eindelijk de andere zijde van het landhuis te bereiken, waar hij een uitgestrekt zeegezigt hoopte te vinden. Ten einde dit oogmerk te volvoeren, was het noodig, dat hij digter bij de vensters kwam, dan hij wel gewenscht had. Bij een derzelven, hetwelk geopend was, en waarin een kostbare bloempot stond, zat eene dame, zeer eenvoudig in het wit gekleed, met een boek in de hand, hetwelk gelukkig hare aandacht zoo boeide, dat de vreemdeling gelegenheid had, om zich te verwijderen, zonder haar te storen. Voor dat hij bij de schildwacht kwam, die hij vroeger niet had opgemerkt, vermoedde hij niet, dat de dame, in wier nabijheid hij aldus ongehinderd was doorgedrongen, en die volstrekt van geene pracht of staatsie omringd was, niemand anders was geweest, dan de Keizerin.
De Keizer is lang en welgemaakt. Weinige mannen van zijne lengte vertoonen in hun voorkomen zooveel bevalligheid en gemakkelijkheid. Inderdaad is dat voorkomen zoo gunstig, dat velen hem den moeijelijk te wederleggen lof hebben gegeven, als ware hij de schoonste man in Europa. Daar hij een van de beste ruiters van onzen tijd is, ziet men hem nooit gunstiger, dan wanneer hij zijn geliefd paard heeft bestegen. Gewoon te gebieden en zijne bevelen met kruipende onderdanigheid te zien volbrengen, heeft hij, meer dan eenig Vorst, in zijne geheele houding en in zijnen blik de uitdrukking van vorstelijke majesteit. Zijn oog heeft eene bijzondere kracht; deszelfs fiere blik temt den oproerige, en heeft, gelijk men zegt, den sluipmoordenaar ontwapend. Zijne manieren intusschen hebben niets van die van eenen despoot, en niets is innemender, dan zijne oplettendheden, wanneer hij wenscht te behagen. Niemand schijnt in hoogere mate de gave te bezitten, om bij hen, die tot hem worden toegelaten, de vooroordeelen te verbannen, die zij vroeger tegen hem mogten hebben opgevat. De Russische Grooten, zegt men, zien weinig van deze betooverende gave; jegens hen kan hij niet gemeenzaam zijn, zonder naijver op te wekken, die schadelijke gevolgen voor het Rijk zou kunnen hebben. Aan vreemdelingen en doortrekkende bezoekers verspilt hij zijne vriendelijkheid; want jegens hen kan hij zoo handelen zonder gevaar, en hij stelt er te veel prijs op, om ook buiten zijn Rijk te worden geschat, dan dat hij eenen vreemdeling met eenen ongunstigen indruk zou laten ver- | |
| |
trekken. Nooit bereikte zelfs de Keizerlijke vleijerij beter haar doel. De hooge lof, waarmede allen, die tot hem naderden, spreken over zijne voorkomendheid, openheid en vriendelijkheid, schijnt aan te duiden, dat het niet enkel de Keizer, maar ook de mensch is, die zulk eenen goeden indruk maakt.
Bij de gemeene soldaten is hij bijzonder gezien, maar vooral bij de Mooziks, de goedhartige kerels met de baarden en schapenvellen, in andere woorden, bij het groote ligchaam des volks is hij bemind. Hij verschijnt nooit in het openbaar, of hij wordt met verrukking en geestdrist begroet, zoodra men hem ziet. Zorgvuldig spoort hij de nederige verdienste op, en beloont haar edelmoedig. Bij alle openlijke gelegenheden is hij vriendelijk en gemeenzaam jegens het volk; en bij het groote zomerfeest op Peterhof, waar duizenden van het volk verzameld zijn, danst en springt hij onder hen, even vrolijk en ongedwongen, als een van allen.
Zijne gezondheid is van de sterkste natuur, en wordt ongetwijfeld nog geoefend door zijne werkzaamheid en levendigheid van aard. Hij telt het weinig, om in een paar weken eene reis te doen, waartoe anderen zoo vele maanden zouden gebruiken. In het algemeen komt de afstand bij de Russen weinig in aanmerking, als zij zullen reizen. Wanneer hij dus eene reis van een paarhonderd uren onderneemt, alsof hij tot een diner uitgaat, doet de Keizer niets dan wat zijne meeste onderdanen ook zouden doen. De inwoners van Petersburg weten altijd, of de Keizer in de hoofdstad is, indien zij slechts opletten, of de vlag van het paleis waait of niet; zij wordt slechts geheschen, wanneer de Keizer aanwezig is. Somtijds hoort men des morgens, wanneer de vlag is verdwenen, dat hij reeds uren en uren ver is, daar een onverwachte tijding hem midden in den nacht heeft doen vertrekken. Na de wapenschouwing te Kalisch snelde hij Silezië en Bohemen door, en was in de vertrekken der Keizerlijke familie te Weenen, voordat een koerier de tijding van zijne aanstaande komst had kunnen overbrengen. Hij is de eenige Russische Keizer, wiens reislust in verhouding staat met de uitgestrektheid van zijn gebied. Hij rijdt letterlijk ventre à terre, en legt zelden minder af, dan twaalf Engelsche mijlen in het uur, zelfs op de ongebaande wegen van het zuiden zijns Rijks. Bij dergelijke togten is hij nooit
| |
| |
van gevolg of geleide vergezeld; zijne eigene ligte droschky met zes paarden en een dergelijk rijtuig met eenen aide de camp maken den ganschen Keizerlijken stoet uit. Zijne levenswijze op reis is zeer eenvoudig. Hij eet weinig en altijd den meest dagelijkschen kost. Het bed, dat hij met zich medevoert, is verre van weelderig. Het bestaat, even als de bedden in de slaapkamers van zijne paleizen, eenvoudig uit eene harde matras, rustende op eene naauwe ijzeren rustbank.
In het gesprek laat hij zich ligtelijk door drift vervoeren, zoodat hem de woorden dikwijls geheel ontbreken. Hij vult het ontbrekende intusschen op zijne wijze aan. Bij eene zamenkomst met den Franschen Ambassadeur werd de woordenwisseling zoo hevig, dat de Keizer, door tegenspraak in drift geraakt, eindelijk, geene woorden meer kunnende vinden, zijne bewijsredenen zeer krachtig besloot, door met groot geweld met zijne hand op de tafel te slaan. Bij eene andere gelegenheid vloog hij naar het venster, wierp het open, en veelbeteekenend wijzende op eenige regementen, die daar exerceerden, trok hij zijne redenering zamen in de woorden: Voilà ma garde; ce n'est que la vingtième partie de mon armée.
Ofschoon hij niet afkeerig is van letterkunde of letterkundigen, onderscheidt hij zich echter niet door bijzonderen smaak voor letteren. In alle nuttige vakken van wetenschap, geschiedenis en talen heeft hij zich echter eene groote mate van kennis eigen gemaakt. Zijn eerbied voor de Godsdienst is, naar het uitwendige te oordeelen, zeer groot.
Deze beschrijving uit den mond van eenen Engelschman, die met het Russische Rijk en bestuur niet bijzonder is ingenomen, stelt Keizer nicolaas in een beminnelijk licht voor, en zal zeker niet te partijdig te zijnen voordeele zijn. De edele Vorst heersche nog lang! |
|