Ons het schoon der kunst mogt schenken,
Of het schoone der natuur:
Als wij dwaalden door de dreven,
En, door vriendschaps hand geleid,
Steeds, in blijde eenstemmigheid,
't Zoete smaakten van het leven;
Of bij 't koestrend haardsteêvuur,
Als ons 's Dichters zangen boeiden,
Voor het schoone en goede ontgloeiden,
Deze band blijft ons verbinden,
Onverminderd steeds als nu;
Gij gedenkt aan uwe vrinden,
En de vriendschap denkt aan u.
Almelo, 6 Mei 1839.
g. ten bruggencate, hz.