Pligtplegingen van een' goedhartigen slagter.
In het oorlogsjaar 1813, toen vele steden bij aanhoudendheid zware inkwartiering hadden, liet de Burgemeester van zekere stad eenen, van wege zijn goed vleesch bekenden, Slagter bij zich roepen. ‘Wij zullen buiten twijfel nog meer troepen ingekwartierd krijgen,’ zeide hij; ‘zorg zooveel mogelijk om de stad van goed rundvleesch te voorzien.’ - ‘Ja, Hoogedel Heer Burgemeester,’ hernam de Slagter, ‘zoolang ik Slagter ben en gij Burgemeester zijt, zal het hier aan ossen niet ontbreken.’
Deze in het complimentmaken ervaren Vleeschhouwer had voor den koninklijken ambtman een twistgeding hangende. Na eenigen tijd werd de afloop en uitspraak hem bekend gemaakt. Hij wilde zich aanvankelijk daarmede niet tevreden stellen; de ambtman zette hem echter ter neder en de zaak wat nader uiteen, hem tevens beduidende, dat hij er niets mede winnen, maar wel bij verliezen zoude, wanneer hij zich met deze uitspraak niet vergenoegde. De nu eenigzins tevreden gestelde eischer antwoordde hierop: ‘Goed, Edel Heer ambtman, dan moet het er maar bij blijven. Mijn handwerk versta ik, maar in het krakeelmaken ben ik vrij wat dommer dan gij.’
Onze complimentmaker bevond zich eens op eene publieke plaats. Onder de aanwezigen zag hij een' persoon, klein van gestalte, die zich met de hem omringenden gemeenzaam en vriendelijk onderhield. Als deze zich eene wijle uit de kamer verwijderd had, zocht onze Slagter van de gasten te vernemen, wie toch dat kleine manneken was. Men berigtte hem, dat het Professor V. uit het Hertoglijk Saksisch dorpje A. was. Daar valt hem in, dat hij dezen naam ergens gehoord of gelezen had. Weldra bezint hij zich, denzelven op de onderste regels van een vel druks gelezen te hebben. Naauwelijks was de Professor in het vertrek teruggekeerd, of de praatzieke Vleeschhouwer wendde zich tot hem met te zeggen: ‘Ik heb de eer nog niet u te kennen; maar het verheugt mij zeer, dat ik heden Professor V. ontmoeten mag.’ - ‘Hebt gij,’ vroeg deze, ‘welligt een van mijne werken gelezen?’ - ‘Gelezen in 't geheel niet, maar - worst er in gepakt.’
Dat deze goedhartige man geen doel had, anderen opzet-