| |
| |
| |
Grace.
Eene ware Gebeurtenis.
Grace mac-orthy verloor, op het toppunt van een tot nog toe steeds door het geluk begunstigd leven, met éénen slag alles, wat waarde aan dat leven had bijgezet, - de zaligheid, door liefde gelukkig te zijn en gelukkig te maken. Haar echtgenoot, een Schotsch Zeekapitein, een man hare genegenheid en keus ten volle waardig, met wien zij zes jaren van een' gelukkigen echt doorleefd had, verging met zijn schip, hetwelk hij naar Barbados moest voeren, in een' vreesselijken orkaan; een lot, op hetwelk alle vrouwen bedacht moeten zijn, die haar levenslot aan dat van mannen knoopen, welke zich aan dit onzeker en gevaarvol beroep gewijd hebben. Doch Lady mac-orthy, door het al te milde geluk verwend, had aan de mogelijkheid van zulk eene ramp nimmer gedacht. Derhalve, geheel door hare smart ter nedergeslagen, zonk zij op het ziekbed, en langen tijd vreesde men voor haar leven; eindelijk echter behield de kracht van haar gestel de overhand, en aan den trouwen ijver van eene vriendin harer jeugd gelukte het, haar in een leven te behouden, dat voor de zoo zwaar getroffene eene vreugdelooze woestenij geworden scheen. Slechts éénen troost had het lot haar gelaten; zij was moeder, en moederliefde is een sterke band, die ook de ongelukkigste aan het leven vasthecht.
De kleine vierjarige grace was een kind van aanminnige gestalte en van heerlijken aanleg; uit hare donkere zielvolle oogen scheen de geest des geliefden vaders de moeder aan te zien, en het lieftallige lachje, hetwelk om de teedere lippen van het kind zweefde, beschouwde zij als zijne nalatenschap. De trouwe Miss calthorpe was het, die hare troostelooze vriendin op dit alles oplettend maakte, en, het kind in hare armen voerende, alle welsprekendheid van haar deelnemend hart in het werk stelde, om voor mac-orthy's dochter het pligtgevoel eener wanhopende moeder te wekken.
Eindelijk gaf de diepbedroefde gehoor aan de heilige stem, die nimmer vruchteloos tot een vroom en aandoenlijk hart gesproken heeft: hare geheele teederheid, het volle van haar
| |
| |
gevoel rigtte zij nu op haar aanminnig kind, dat met elken dag lieftalliger en verstandiger werd.
Het aanzienlijk vermogen, hetwelk thans op mac-orthy's weduwe en dochter was overgegaan, en dat door eene erfenis nog vermeerderd was geworden, maakte het voor de Lady volstrekt noodwendig, zich naar Edimburg te begeven. Ook had Miss calthorpe, die in bezigheden van eenen ernstigen aard een vermogend tegengif zag tegen het innerlijke hartzeer harer vriendin, hetwelk thans wel dieper in haar gemoed besloten scheen, maar toch niet zonder kenteekenen eener bedenkelijke werking op hare gezondheid bleef, niet opgehouden, op deze heilzame plaatsverandering aan te dringen.
Zoo kwam de Lady dan met de kleine grace, die door de moeder alleen en uitsluitend aan hare vriendin werd toevertrouwd, te Edimburg aan; en inderdaad scheen het, alsof de reis, de nieuwheid der indrukken, de gang der werkzaamheden, en de verstrooijingen, tot welke de Lady zich ongemerkt liet wegslepen, haar gewond hart troost en heeling aanbragten. Voornamelijk echter waren het de zich gedurig heerlijker ontwikkelende ziels- en ligchaamsgaven van haar kind, die een' verzachtenden balsem in hare wonden goten. Doch dit kind was ook van eene zoo uitnemende schoonheid, dat het aller blikken tot zich trok, en zelfs schilders hetzelve als een voorwerp, hun talent waardig, beschouwden. Volgaarne veroorloofde de daardoor gevleide moeder, dat men haren lieveling tot een modèl voor de schoonste engelenkopjes nam; en slechts de verstandige Miss calthorpe misbillijkte deze het gemoed der arme vrouw zoo streelende vergoding. ‘Het is niet wèl gedaan,’ zel zij menigmaal, ‘grace tot het voorwerp eener zoo algemeene oplettendheid en bewondering te maken; het liefelijkst en het veiligst bloeit het rozeknopje, even als het viooltje, verborgen onder het beschermend omhulsel der bladeren; daar kan de verzengende zonnestraal het niet treffen; daar grijpt het geene ruwe hand, om het aan den steel te ontrukken, uit welken het wasdom en leven trekt: even zoo is het met de kindschheid gelegen, die hare bekoorlijkheden in het geheel niet behoorde te kennen, om nog gedurig bekoorlijker te worden.’
Edoch, hetwelk de meeste moeders in haar geval gedaan zouden hebben, de Lady gaf aan deze welmeenende waar- | |
| |
schuwing geen gehoor; want het was haar trots en hare vreugde, met haar schoone dochtertje te pronken. Daarom nam zij het allerwegen met zich, vertrouwde het aan niemands geleide, dan aan haar eigen, en slechts wanneer de kleine vermoeid was, mogt een bediende het nevens hare zijde op den arm dragen.
Op zekeren morgen keerde de Lady met hare dochter van een toertje, hetwelk zij gemaakt hadden, terug; langzaam liet zij het rijtuig volgen, en, door twee bedienden verzeld, ging zij met het kind aan de hand te voet vooruit. Plotseling geraakte zij in een' dier volksoploopen, die even onverwacht als onstuimig zamenstroomen, ofschoon dikwijls de onbeduidendste omstandigheid daartoe aanleiding geeft; en, eer zij er op bedacht was, werd, in het gedrang, het kind haar van de hand gerukt. Zij gaf een' luiden schreeuw; met levensgevaar wierp zij zich in het golvende gewoel; niemand gaf acht op haar; niemand luisterde naar haar; slechts met de grootste moeite gelukte het aan hare trouwe bedienden, haar uit den digten hoop te redden en in onmagt naar het rijtuig te brengen; het kind was weg, en - bleef verloren.
Geene schildering is in staat, een denkbeeld van de aan krankzinnigheid grenzende smart der arme moeder en van de ontzetting harer vriendin te geven! Die zijn geheele aardsche geluk, met afgodische liefde, op het hoofd van een eenig voorwerp gezet heeft, moet den doodslag ontvangen, wanneer dat voorwerp hem ontrukt wordt.
Toen alle middelen van navorsching, welke men bedenken kon, en alle politie-maatregelen tot wedervinding van het verloren kind uitgeput waren, toen Lady mac-orthy vruchteloos voor den geen, die het zou wederbrengen, tienduizend pond sterling had uitgeloofd, en nu zelfs de laatste hoop, welke anders in zoo menigen lijdenskelk overblijft, verdwenen was, verviel de beklagenswaardige vrouw in eene ongeneeslijke zwaarmoedigheid, sloot haar hart voor alle troostgronden van Godsdienst en van vriendschap, en, daar haar buitendien zwakkelijk gestel reeds eenmaal onder eene groote zielesmart bijna bezweken was, werd zij thans zonder tegenstand het offer daarvan; - dit tweede schrikkelijke verlies vermogt zij niet te overleven. Met onuitsprekelijken rouw stond de trouwe vriendin bij het lijk van haar, welke zij zoo innig bemind had, doch was sterk genoeg om de goedheid van den Allerhoogsten te prijzen, die de ongeluk- | |
| |
kige niet in razende wanhoop, maar natuurlijk en zacht haar lijdend leven liet eindigen. Evenwel ook op de vriendin had dit groote en onherstelbare verlies een' zoo diepen en zoo onuitwischbaren indruk gemaakt, dat zij van alle vreugden dezer wereld en van alle verbindtenis afstand deed, op welke hare beminnenswaardigheid en haar niet onaanzienlijk vermogen haar aanspraak gaven. Zij trok zich in de diepste eenzaamheid terug, en hield zich nog alleen met nasporingen naar het verloren kind bezig; want in hare op God vertrouwende ziel bleven hoop en voorgevoel van het eenmaal weder te zullen vinden, hoe onwaarschijnlijk dit ook was, nog altijd leven. Te dien einde vertoefde zij te Edimburg, naardien zij het onraadzaam achtte, het tooneel der gebeurtenis te verlaten.
Alles, wat haar van hare vriendin was overgebleven was een forsche hond, Friend geheeten, die inzonderheid met groote genegenheid aan het kind gehecht geweest was, en het van deszelfs wieg af niet verlaten had. Friend was de wachter, geleider en speelkameraad der kleine, en zijne liefde en trouw had hij haar bijna uitsluitend gewijd. Hij zat naast haar, wanneer zij sliep, en bewaakte haar met zijn schrander oog; hij droeg haar op zijnen breeden rug, en scheen nimmer gelukkiger, dan wanneer haar teeder handje met zijne lange ooren speelde of hem het fluweelzachte haar streelde. Toen grace verdwenen was, had hij haar, onder gehuil en gekerm, langen tijd gezocht; en menigmaal kon Miss calthorpe zich niet van schreijen onthouden, wanneer Friend met weemoedige blikken in de leege kamers rondzag, haar dan met zijne sprekende oogen als vragende aankeek, en eindelijk zijne van haar voorwerp beroofde genegenheid op haarzelve overdroeg en aan hare voeten zich nedervlijde. En zeker, ware Friend bij het ongeval tegenwoordig geweest, het arme kind was behouden gebleven.
Op deze wijs waren zes lange jaren voorbijgegaan, waarin men geen spoor van grace mac-orthy had kunnen ontdekken; zoodat Miss calthorpe eindelijk met smart gedwongen werd, alle hoop te laten varen. Velen geloofden, dat het schoone kind de buit van eenen avonturier geworden en naar een vreemd land vervoerd was. Deszelfs groot vermogen werd, naar den wil van het ouderlijke testament, door de Overheid beheerd. De bepaling der 10,000 p. st. voor dengeen, die grace mogt wedervinden, en de
| |
| |
nasporingen naar haar, bleven dezelfde, en werden beide in Europa en in Amerika voortgezet.
Na verloop van genoemde zes jaren dwong, op zekeren morgen, eene zaak, welke zij te verrigten had, Miss calthorpe uit te gaan, en zij koos alleen den trouwen hond tot haren geleider, daar zij wist, dat zij onder diens bescherming volkomen veilig was.
Een kunstvol werkstuk hield haar voor een winkelvenster op; zij bleef het eenige oogenblikken met bewondering bezien, en bemerkte niet, dat Friend zich van hare zijde verwijderd had. Plotseling zag zij hem al springende terugkomen, en, onder allerlei bewegingen van blijdschap, ongewone toonen slaken. Zij werd oplettend, en volgde den hond met hare blikken, die op gelijke wijs, als hij gekomen was, in eene kraam aan de overzijde der straat terugsprong, vervolgens weder bij haar kwam, al blaffende om haar henen sprong, haar aan het kleed greep, en, den kop nu eens naar haar, dan weder naar de kraam wendende, alle pogingen deed, om haar met zich voort te slepen. Zij volgde hem nu terstond, en werd, toen zij in de kraam trad, een bijna tienjarig, slank, schoon, lieftallig en welgekleed meisje gewaar, tegen hetwelk de hond opsprong, deszelfs handen likte, en zich met uitgelaten vreugde voor deszelfs voeten op den grond wentelde.
Met eenen oogopslag had Miss calthorpe het verloren kind herkend, en, op hetzelve toe vliegende en het met de armen omstrengelende, riep zij: ‘Grace! grace macorthy! gij hier!’...
Algemeene verbazing maakte zich van al de aanwezigen meester; grace - want zij was het werkelijk - zag haar een oogenblik aan, sloeg vervolgens de armen om haren hals, en riep: ‘O, calthorpe! breng mij naar mijne lieve moeder!’
In de dronkenschap der verrukking, welke op deze ontdekking volgde, bij de algemeene verrassing en deelneming, had men den man niet in het oog gehouden, bij wien grace zich bevond, en hij had de verwarring te baat genomen om zich weg te maken, zoodat er geen spoor meer van hem te ontdekken was.
Volgens grace's opgaven moet hij een Griek geweest zijn, en had hij haar, op zijne onophoudelijke zeereizen, die hem als roover deden kennen, steeds met zich genomen.
| |
| |
Zijne behandeling was niet onzacht geweest, en hij had niets onbeproefd gelaten, om haar troost en afleiding te verschaffen; maar grace had hare moeder en de verzorgster harer kindschheid niet kunnen vergeten. Vermoedelijk had de zeeroover het schoone kind voor den Harem van den een' of anderen Ottomannischen groote willen opvoeden, want menigmaal had hij haar geroemd, welk een gelukkig leven de Odalisken er sleten. Korteling eerst, waarschijnlijk zich nu voor alle ontdekking veilig achtende, was hij naar Schotland teruggekeerd, om er eenige buitgemaakte waren te slijten. Grace kende hem slechts onder den naam van Kapitein rob. De vlugt op zijn element had hem aan alle navorschingen onttogen.
Juichend, en tevens vol van de vurigste dankbaarheid jegens den Goddelijken Albestuurder, die het meisje beschermd had, bragt Miss calthorpe hare geliefde vondeling naar het hôtel terug, hetwelk zij nog altijd bewoonde; en hier ontwaakte nu, bij elken tred, de herinnering der jonge weeze, vooral op het gezigt van eene ten voeten uit geschilderde beeldtenis harer moeder, wier verlies zij met innige smart beweende.
Aan wien nu anders kwam het loon van vinder toe, dan aan den trouwen Friend? Maar deze was, bij zijne onbaatzuchtigheid, daarmede niet te beloonen, daar hem eene liefkozing zijner kleine meesteres, van welke hij thans niet meer te scheiden was, boven alle belooning ging. Men wees derhalve de 10,000 pond aan Miss calthorpe toè, die in hare dankbaarheid de helft dier som aan een gesticht van liefdadigheid schonk, en wier eenige bezigheid het nu weder werd, zichzelve en haar leven aan de opvoeding van het geliefde kind te wijden, den ochtend van welks leven eene zoo schrikkelijke ramp verdonkerd had, en bij hetwelk zij thans de plaats der verlorene moeder poogde te vervullen, door het tot een sieraad van deszelfs geslacht te vormen. |
|