Boven gekomen, bewonderen beide het heerlijke vergezigt, en leunen, hand in hand, terwijl zij hunnen blik naar alle zijden wenden, tegen de borstwering van het vooruitspringende balkon. Op eens keert de jongste, zich langzaam opheffende, zich met deze woorden tot zijnen broeder: ‘Zie! gij noch iemand heeft het willen gelooven, dat ik jezus christus ben. Thans wil ik het u bewijzen. Ik zal een wonder doen. Ik en gij, wij zullen te zamen naar beneden springen, en geen onzer zal een hair gekrenkt worden, zoo waarachtig als ik jezus christus ben!’ Hij sprak deze woorden op een' vasten toon, en had alreeds den eenen voet over de borstwering naar buiten gebragt, terwijl hij met zijnen regterarm den verbleekenden broeder krampachtig omvatte. Dit was het werk van een oogenblik. Men verbeelde zich den toestand des oudsten broeders! Aan vreemde hulp viel hier niet te denken; terwijl veelligt de eerste kreet den aanval der krankzinnigheid tot razernij kon doen overslaan. Maar de Heer l-r verloor, in dit beslissend tijdstip, zijne tegenwoordigheid van geest niet. Hij zeide: ‘Goed! Ik geloof, dat gij jezus christus zijt. Maar dat naar beneden springen, zonder zich een hair te bezeren, is geen kunst. Wilt gij werkelijk een wonder doen, laat het iets zeer buitengewoons zijn. Zoo gij u magtig gevoelt, met mij van de straat op dit balkon te springen, zonder dat wij ergens stooten, dan zal zeker de gansche wereld in u gelooven.’ - ‘Ook goed,’ antwoordde de jongste haastig; ‘dat wil ik! Kom!’ En pijlsnel vloog hij de torentrappen af, zoodat zijn broeder hem niet kon bijhouden. Beneden gekomen, liet deze den ongelukkige in verzekering brengen. Hij zit nu wederom in het Gekkenhuis, en is, bij vlagen, razend. - Dit geval is thans het onderwerp van aller gesprek. En inderdaad, de redding des krankzinnigen zoo wel, als die zijns broeders, mag wel
een wonder heeten.