Zielkundige opmerking.
Zeldzaam is het, dat vrouwen, welke hare eer verloren hebben, niet nog datgene weten te waarderen, waarvan zij niet meer in staat zijn zelve het voorbeeld te geven. Er bestaat meer hartstogt en noodlottigheid bij haren val, dan bij den man plaats grijpt: bij haar spruit het kwaad regtstreeks uit het gevoel, en heeft niets gemeen met den geest; naar gelange haar val dieper is, berekenen, zij dien minder, maar doen den sprong met geslotene oogen. De mannen, daarentegen, geven zich reden van het kwaad, en komen tot de ondeugd langs den weg van wijsgeerige redenering. Wel is waar is de terugkeer voor den man en de vrouw schier even moeijelijk: maar de eerste is trapswijze langs eene zachte helling neêrgedaald, en denkt niet meer aan den verlaten' berg; terwijl de andere, plotseling neêrgestort, den blik nog van tijd tot tijd op de hoogte vestigt, waar zij eenmaal stond. Moge het dan al geen berouw zijn, het is voor 't minst een aandenken, en het baart haar een weemoedig genoegen, zich te verplaatsen in vroegere dagen; even gelijk wij, in spijt van ons ongeloof van rijpere jaren, behagen scheppen in het herdenken van de onschuldige vroomheid van onzen kinderlijken leeftijd.