brekkige in de genoemde wetenschappelijke vakken te vergoeden, of het algemeen uitgesproken oordeel te verzachten. - Wij hebben dezer dagen van (van) kampen eene Geschiedenis der Nederlanden ontvangen, die verdienden lof bekomen heeft; intusschen komt daarvan een niet gering deel toe aan zijne Duitsche vorming. Simons kan tegen hem op verre na niet opwegen, hoewel hij tot de werkzaamste en aanzienlijkste Historici zijns Vaderlands behoort, en het voor ons liggende werk kan, in weerwil van deszelfs verdienstelijke zijde, in zijn geheel niet dan een zeer ongunstig denkbeeld verwekken van den geest en de kunst, waarmede in Nederland de Geschiedenis wordt behandeld. - Zij ook de stoffelijke gehalte des werks over 't geheel verdienstelijk, de historische zin des Schrijvers, daarentegen, en zijne kunst van daarstelling, staan op een' des te lageren trap.’
[Wij maken geene noten op eenen tekst, die, schier in elken regel, bij Nederlanders, zijne eigene wederlegging met zich brengt. Zoo dom en zoo kleingeestig is onze Landaard waarlijk omtrent zijne Duitsche broeders niet. Wat zeg ik! Gave de Hemel, dat wij, minder toegevend omtrent hen, een heirieger van hunne zoutelooze producten onvertaald lieten! Onze Letterkunde, die nu, door partijdige vooringenomenheid, met verbastering wordt bedreigd, zou daar, in oorspronkelijkheid en degelijkheid, wel het meest bij winnen.]