niet kennen, om de zaken aan den spijker te hangen; b.v. deze hangt zijne betrekking als afgevaardigde van het volk juist op eenen tijd aan den spijker, waarin hij, volgens zijne wijze van werken, het nuttigst had kunnen zijn, en haalt er zijn' schrijflust af, die gevoegelijk er aan had kunnen blijven hangen. Ginds haalt men den vrijheidsgeest van den spijker op een' tijd, waarin de geest de vrijheid misvormt, en de vrijheid den geest onderdrukt.
Dus: de dingen ter regter tijd aan den spijker gehangen en ze ter regter tijd er weder afgenomen, dat heet den spijker op den kop slaan; die het alzoo begrijpt, begrijpt de zaken goed.
Bij geene zaak, echter, is die ‘regte tijd’ zoo gewigtig als bij den mantel. Die den mantel op geschikten tijd weet aan den kapstok te hangen en er weder af te nemen, is een wijsgeer, en zijn mantel is de Socrates-mantel, een krooningsmantel, en een Doctor Faust-mantel, die alles vermag en alles uitvoeren kan.
Den mantel naar den wind te hangen, is zeer gemakkelijk in onze winderige wereld: zulks kan iedere windbuidel. Het groote geheim der Diplomatie bestaat daarin, om den mantel naar den wind te hangen. Als er geen wind is, gehoorzame Dienaar, dan wordt het een moeijelijk werk! Een echte Diplomaat hangt in Augustus zijn' mantel naar den wind, die in December waaijen zal.
Er zijn kunstenaars met den mantel genoeg in de wereld geweest en nog. Talleyrand b.v. heeft zijn' mantel zoo dikwijls naar den wind gehangen, dat de mantel soms talleyrand naar den wind hing. In het algemeen deugt de redenering niet: ‘men moet den mantel naar den wind hangen’; het moest zijn: ‘men moet den mantel in den wind hangen;’ dan ziet men, vanwaar de wind waait.
Ik heb menschen gekend, die in 't geheel geen mantel hadden, en die echter den geleenden mantel zoo naar den wind wisten te hangen, dat zij in alle mantel-rollen volkomen thuis waren, en zich als echte mantel-kinderen van het geluk staande hielden.
Ik heb anderen gekend, die het zoo weinig verstonden om den mantel naar den wind te hangen, dat zij aanhoudend hunnen mantelzak op den rug droegen.
Wederom heb ik er gekend, die iedere zaak, iedere ge-