Iets uit Wagenaar.
Aan de Redactie der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Ik neem de vrijheid, UEd. om een klein plaatsje voor het onderstaande, in uw Mengelwerk, te verzoeken, bijaldien gij zulks waardig keurt.
Onlangs het overheerlijke dichtstuk van den Heere Mr. a. bogaers van Rotterdam in handen krijgende, getiteld: de Togt van Heemskerk naar Gibraltar, (door de Holl. Maatsch. van fraaije Kunsten en Wetenschappen, in den jare 1837, met haren gouden eerpenning bekroond) eene nieuwe parel aan de kroon der Nederlandsche dichtkunst, sloeg ik wagenaar (Vaderl. Hist. Deel IX. bl. 256) daarover na, en vond aldaar nog de volgende treffende bijzonderheid vermeld, welke bij dien roemruchtigen zeeslag had plaats gehad: ‘De gevangenen, op 't (Spaansche) Admiraalsschip gevonden, bekwamen hunne vrijheid, en verhaalden, dat twee soldaten, de een na den ander', gezonden, om hun, gedurende 't gevegt, het leven te beneemen, door twee kogels geveld waren, en dat, daarna, hunne ketens, door