Pastoors en vrouwen, als de hier aangeduide, vindt men immers in ons vaderland niet?
Een molenaar leende, tot zekeren togt in het gebergte, zijnen ezel aan den Pastoor zijner woonplaats, en verzelde hem in persoon. Toen zij nu aan een' steilen rotsweg gekomen waren, roept de molenaar den Pastoor deze welgemeende waarschuwing toe: ‘Pas op, Heer Pastoor! hier is reeds menige ezel naar beneden gestort.’
Eene aanzienlijke Dame zocht eene kamenier. Iemand meldde zich daartoe aan. ‘Kunt gij kappen, kindlief?’ vroeg de Dame. ‘Trots den besten kapper,’ was het antwoord;