nis; hendrik de Goede en Groote, bl. 241-288; en een tweede Aanhangsel: strada's voor oranje ongunstige Geschiedenis, aangeprezen om het gunstige oordeel te bevestigen en het ongunstige te regt te wijzen, bl. 288-365.
Het tweede Deel, dat het eigenlijke werk moet heeten, en waarvan wij thans nog slechts het eerste Stuk kunnen aankondigen, zou bevatten de vijf latere Voorlezingen; maar het eerste Stuk diens tweeden Deels begint weder met eene Voorrede, waaronder eenige vertaalde brieven behooren uit de bekende Archives, uitgegeven door Mr. groen van prinsterer. De derde Voorlezing uit het geheele werk, die de eerste van het vijftal des eigenlijken werks is, beschouwt van marnix aan willem's, en mornay du plessis aan hendrik's zijde, en loopt, in onderscheidene afdeelingen, van bl. 1 tot 104. Nu volgen Aanteekeningen en Bijlagen, bl. 105-145; eerste Aanhangsel: de Psalmberijming van dathenus tegenover die van van marnix, bl. 147-180; tweede Aanhangsel, over het Wilhelmus-lied, bl. 181-202; en eindelijk een Naschrift (over de la noue) bl. 203 tot het einde.
Voorts hebben wij nog in dit tweede Deel, in een of meer nog niet verschenene stukken, te wachten: Voorlezing No. 4, van marnix, ter zijde van willem, in eene en andere bijzondere Staatsdienst. No. 5, van marnix niet van ontrouw te beschuldigen, wegens de overgave van Antwerpen aan parma, ten jare 1585. No. 6, zeker ledig jaar van van marnix in zijn anders overbedrijvig leven, getuige (en wel tot zijne eer) van verwijdering tusschen hem ter eener, en Hollands Staten, voornamelijk van oldenbarneveld, ter andere zijde. Tot slot No. 7, willem III, beschermer van het Hervormde Geloof tegenover lodewijk XIV; de eerste uitgegaan van willem I en van van marnix, de tweede afgedaald van hendrik IV, aan de Hervormde Kerk ontvallen. Waarschijnlijk zullen ook die vier volgende Voorlezingen vergezeld gaan van