Het Gymnasium, als stedelijke inrigting beoordeeld. Te Leyden, bij P.H. van den Heuvell. 1839. In gr. 8vo. 72 Bl. f :-90.
De ongenoemde Schrijver zegt veel waarheid ten opzigte van de verkeerde inrigting onzer Gymnasiën; hij toont aan het vernederende, dat er voor hem, die naar een' post van Rector, Conrector of Praeceptor staat, in gelegen is, steeds de gunst en van Heeren Curatoren en van de Leden van eenig stedelijk Bestuur te moeten afbedelen; het hinderlijke, dat er voor den Rector ontstaat uit zijne afhankelijkheid van de Schoolverzorgers en het gebrek aan gezag over Conrector en Praeceptor, die, even als hij, in de hoofdzaak slechts aan Curatoren onderworpen zijn, gelijk die weder aan den Stedelijken Raad. Hij bewijst verder het nadeel, dat uit gemis van eenheid en kracht in het onderwijs voor de leerlingen voortvloeit. Hij ontwikkelt de redenen, waarom alzoo het lager onderwijs hier te lande veel beter is aangelegd, en wenscht het onderrigt in de Gymnasiën eenigermate op die leest geschoeid te zien. Te regt verwerpt hij dan ook den raad van den Heer thiersch, om onze Gymnasiën te vervormen naar het voorbeeld der Pruissische; hij kant zich tegen zulk denkbeeld aan, omdat het geheel in den geest onzer wetgeving op het onderwijs en der zeden onzer Natie ligt, dat de Regering des Lands slechts zeker toezigt uitoefene, maar zelve zich niet aan het hoofd plaatse, om het onderwijs als van harentwege te laten toedienen. In dit alles hebben wij vrede met de gevoelens van den Schrijver. Gewaagd zou het ons echter schijnen, in het vervolg geene vaste bezoldiging aan nieuw aan te stellen Rectoren en Leeraars van minderen rang aan de Gymnasiën toe te kennen. Neen! eene behoorlijke ondersteuning zal wel onmisbaar blijven, ten einde aan de Literatoren het uitzigt op eene niet onvoordeelige betrekking geenszins te ontnemen. Maar al worden ook in het vervolg de Rectoren enz. van stadswege bezoldigd, daarom behoeft nog die verkeerde inrigting der Gymnasiën niet onveranderd te blijven. Men zou de magt tot verklezing van eenen Conrector of
Praeceptor eenvoudig, bij ontstane vacatuur, aan den Rector hebben over te dragen, dezen meer onafhankelijk te maken, en daardoor al dat kuipen en posten afsmeeken, grootendeels bij lieden, die volstrekt