Leerrede ter gedachtenisviering der vijfentwintigjarige Evangeliebediening in de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam van Samuel Muller. Te Amsterdam, bij J. Muller. 1839. In gr. 8vo. IV en 44 bl. f :-60.
Het is gewoonlijk geene gemakkelijke taak, wanneer de Evangeliedienaar geroepen wordt, om bij gelegenheden voor zijne Gemeente op te treden, waarbij zijn eigen persoon mede op den voorgrond moet worden gesteld. Bij gedachtenisvieringen, gelijk die, welke tot het uitspreken en in het licht geven van de hier aangekondigde Leerrede aanleiding gaf, loopt men zoo ligtelijk gevaar, om te veel over zichzelven te zeggen. Van den anderen kant vordert de gelegenheid des tijds en ook de wensch des toehoorders, dat men zichzelven toch ook niet geheel voorbijga.
De middelmaat tusschen deze beide uitersten te bewaren, is, wij herhalen het, niet gemakkelijk. Het is de lof, die der feestrede van den hooggeleerden muller met ruimte toekomt; eene rede, die zich daarenboven onderscheidt door belangrijkheid van inhoud, door helderheid en keurigheid van stijl, zoo als wij die uit 's Mans Leerredenen kennen.