den beschouwd: ‘omdat deze stad zoo weêrspannig was, in Hem als den Messias aan te nemen, - omdat Hij nu voor de laatste maal dezelve binnentreden zou, ten einde er te lijden en te sterven, - omdat Hij derzelver ellendig uiteinde, als straf voor hare halsstarrigheid, voorzag.’ Het tweede kan Rec. in de woorden van jezus niet vinden, die niet van Hemzelven, maar alleen van de stad spreken. Ook in de hieruit opgemaakte zondaarsliefde van jezus worden deze drie punten gepast gevolgd. Deze beide laatstgenoemde Voorstellingen hebben ook de meeste levendigheid: voor het overige toch zijn de hier voorkomende stukken wel duidelijk, welmeenend, ernstig; maar zij missen te dikwerf die aangename verscheidenheid, welke bij eenheid zoo zeer behaagt en nuttig is; zij hebben niet zelden iets koels en droogs, dat niet genoeg opwekt; zij missen althans doorgaans die warmte, dien gloed, dat levendige vuur, die edele verheffing, waardoor toehoorder of lezer zich medegesleept en geheel en al met het onderwerp ingenomen gevoelt. Doch bedenken wij, dat er verscheidenheid van gaven is; en ofschoon dit juist de uitgave van alle Voorstellingen of Leerredenen nog niet wettigt, doen wij echter hulde aan die van dezen Christenleeraar, die over den grootsten Leeraar tot zijne hoorders en nu ook lezers heeft willen spreken, en daarin doorgaans eene gezonde denkwijze en welmeenende belangstelling aan den dag legt.
Indien Rec. zijn oordeel over elke hier voorkomende Voorstelling moest geven, dan zou hij meer dan één voorbeeld kunnen aanvoeren, waar het hem voorkomt, dat de Spreker het bepaalde oogpunt, waaruit hij jezus beschouwen wilde, zeer gelukkig uit den tekst genomen heeft, b.v. de Iste, jezus in het gevoel zijner hooge waarde voor menschen, naar matth. XI:27-30; de 3de, navolging Gods het beginsel van jezus daden, naar joan. V:17; de 8ste, jezus in het beeld (liever: het beeld) van den echten Weldadige, naar marc. X:46-52. Maar ook ettelijke andere