het regt van elk bijzonder burger tot regtmatige straf van den aanrander, en de uitoefening van dat regt wordt daardoor gemakkelijk en regelmatig. Verbetering van den misdadiger, en dergelijke menschlievende en heilzame oogmerken, mag men door de strafbedeeling wel tevens, voor zoo veel het kan, trachten te bereiken. Dit is zelfs edel en loffelijk. Maar dat alles is slechts bijkomende. Het hoofddoel der straf moet steeds zijn beveiliging der ingezetenen door toepassing eener billijke straf, die in de maatschappij reeds vooraf bedreigd werd, maar in den natuurstaat niet, daar de schuld des misdadigers aldaar van zelve den maatstaf zijner strafbaarheid geven moet, en er geene voorafgegane bedreiging noodig is, om hem strafschuldig te maken voor de schennis van het natuurlijk regt zijner medemenschen. Op deze en soortgelijke wijze redekavelt de Schrijver. Wij bevelen zijn opstel aan de bepeinzing van alle Wijsgeeren en Regtsgeleerden, ook van hen, die Wetboeken opstellen of herzien.
2. Wij leeren door dit Fragment de Engelsche Staatspartijen en al de woelingen der Radicalen of Engelsche Jakobijnen kennen, en gelooven, dat elk regtgeaard Nederlander zoo wel de misdadige ontwerpen dier lieden, als de stijfhoofdigheid van de echte Tories zal afkeuren. Wie zou dan niet wenschen, dat de behoudende of conservative partij, die uit gematigde Tories en gematigde Whigs is zamengesteld, weldra de bovenhand verkreeg? Dan vindt de gelijkheid van regten voor burgers van onderscheidene geloofsbelijdenis en de verbeterde wijze van verkiezing der Parlementsleden wel geen tegenstand meer; doch alle poging, om Groot-Brittanje hetzij aan den Stoel van Rome, hetzij aan de Klubs der Jakobijnen te onderwerpen, zal dan schipbreuk lijden. De zegepraal van zoodanige vrijheid bij de Britten, die hervormt zonder te verwoesten, en die de heiligheid van wet en orde steeds eerbiedigen wil, zal voor gansch Europa, ook voor ons Vaderland, een zegen zijn.