En vorst en onderdaan buigt zich eerbiedig neêr
Voor de onbegrensde magt van aller schepslen Heer.
Het leven is hun beiden heilig,
Maar riet en marmer even veilig.
Wie zal uit de zes eerste regels, wanneer hij niet uit het verband ziet, dat de Dichter zoo iets heeft willen zeggen, begrijpen, dat de orkaan het paleis zoo min, als de hut spaart? Wat beteekent het, dat het leven hun beiden heilig is? Eene dergelijke proeve, en wij vinden ze op iedere bladzijde, is voldoende, om te doen zien, dat de Heer dusseau de gave niet bezit, om zijne gedachten klaar en duidelijk in maat en rijm uit te drukken. Hij houde zich liever aan het proza.
Het best zijn nog de vertalingen; maar ook deze kunnen niet wedijveren met de overbrengingen, die wij, van sommlgen der stukjes, van tollens of ook van ten bruggencate bezitten. Rec. gelooft dus, dat de Heer dusseau zijnen tijd nuttiger kan besteden, dan met verzen te maken.