Christenen voor te stellen, die zich op hunne deugd verheffen, in de laatste degenen, die gewillig, opregt en nederig den wil van God gehoorzamen.’ In die van het onkruid onder de tarwe ‘wilde onze Heer zijne leerlingen doen opmerken, dat men, het misdrijf van den schuldigen straffende, met de ondeugd tevens de deugd zou kunnen uitrukken, welke op den bodem van het hart van den schuldigsten ontkiemt.’
Het hier gegeven onderwijs is ingekleed in den vorm van verhaaltjes uit het huiselijk leven, waarin eene moeder uit deze of gene bijzonderheid aanleiding neemt, wel eens niet zeer gepast, maar ontijdig, gezocht en als uit de lucht gegrepen, om haren kinderen eene Gelijkenis voor te lezen, of te laten lezen, dezelve nu eens meer, dan eens minder gelukkig op het voorkomende geval toe te passen, en daarover nu eens grondiger, dan eens oppervlakkiger, doorgaans nog al op een' strakken toon, te moraliseren. Papa, die meest uit reizen is, verschijnt maar eens op het tooneel, leest ook eene Gelijkenis voor, en zegt ook wel goede dingen, maar is vrij scherp, en mogt waarlijk, vooral na zoo lange afwezigheid en bij zijne met zooveel vreugde verwachte tehuiskomst, zijne moraal wel wat vriendelijker preken. - In het 15de verhaaltje zijn niet minder dan drie nog al ongelijksoortige Gelijkenissen in 8 bladzijden, waarvan de tekst er 4 beslaat, (men kan dus begrijpen, hoe oppervlakkig!) behandeld. - Het 8ste stukje heeft het slot der Bergrede van jezus, dat eigenlijk geen Gelijkenis, maar eene vergelijking is, ten onderwerpe; maar hoe dit bij eene kleine berispelijkheid van hendrik in het spelen met zijn broertje te pas, of liever te onpas, gebragt kan worden, en hoe de Schrijfster zeggen kan, dat jezus hier spreekt van ‘het geloof, eenige zekere voorwaarde van het eeuwige leven,’ is Rec. onbegrijpelijk. - De drie laatste verhaaltjes, die hier te vinden zijn, behooren ook eigenlijk hier niet; want zij handelen over eenige stukken uit de gemelde Bergrede; maar anders,