spreekt van zelf, dat de waarde der onderscheidene stukken ook zeer verschillende is, en dat, naar oogenblikkelijke gemoedsgesteldheid of behoefte, deze of gene der vertoogen meerderen indruk zullen maken.
Naar het oordeel van Rec. zijn die beschouwingen, welke uit het leven en de zedekunde genomen zijn, het gelukkigste geslaagd, maar laten andere, waar de geloofsleer mede in aanmerking komt, nog al veel te wenschen overig. Menschenvrees, ootmoed, miskend worden, ware weldadigheid, zonder huiselijkheid geen huiselijk geluk, schijnen hem onder de best gelukte te mogen worden geteld. Een algemeene aanmerking zou bij hem zijn, dat de behandeling dikwijls wat lang, wat waterig is, dat meerdere kortheid en kernachtigheid ook dieperen indruk zou hebben te weeg gebragt.
Rec. gelooft niet te behooren tot het getal van hen, tegen wie de Weleerw. Heer roll, in zijne Voorrede, keller in zekeren zin in zijne bescherming neemt; maar hij kan toch den wensch niet onderdrukken, dat hier en daar niet alleen eenen Evangelischen geest, dien niemand hier vruchteloos zal zoeken, maar ook meer stellige Evangelieleer wierd gevonden. Men neme b.v. het eerste vertoog: De beeldtenis van Jezus, of het beeld van een volkomen mensch. Bl. 19 worden, tot gemakkelijker overzigt, de grondbeginselen der geloofs- en zedeleer met weinige woorden aldus opgegeven: ‘Het wezenlijke van beide bestaat daarin, dat hij God als den Vader van alle menschen, en alle menschen, zonder onderscheid van volk, als Gods kinderen voorstelde; dat hij de aanbidding van God aan den beperkten kring der Mozaïsche offerdienst onttoog, en dezelve tot eene zaak der gezamenlijke menschheid maakte; dat hij alle uitwendig godsdienstig gebaar wilde veranderd hebben in eene vereering van God in geest en waarheid, en de toenmalige godsdienstige gebruiken begeerde vervangen te zien door reinheid van zin en eenen onberispelijken, heiligen wandel; dat hij in het algemeen zedelijke veredeling tot het doel van