versiteit te Utrecht. Te Rotterdam, bij W. Messchert. 1839. In gr. 8vo. 68 Bl. f :-70.
Te regt is Prof. ackersdijck verontwaardigd over den onbescheiden toon der drie Recensiën van het werk van den Heer mees, gelijk die Recensiën voorkomen in het Handelsblad van 5, 9, 11 en 17 Oct. 1838, den Konst en Letterbode van 26 Oct., 2 en 6 Nov., en den Gids, No. XI van hetzelfde jaar. Ook hij houdt, even als wij, het voor waarschijnlijk, dat die drie Recensiën het werk zijn van denzelfden persoon, en wel denkelijk van hem, die in der tijd de Bedenkingen over het Crediet, Gedachten over den Handel, en welligt meer van die strekking, nameloos in het licht heeft gegeven, en wiens doel niets anders was, dan de nu voorloopig althans mislukte oprigting eener Girobank, die crediet zou geven, zonder ooit te betalen. Kort, krachtig en helder verdedigt de Hoogleeraar de ware wetenschap tegen alle stichters van luchtkasteelen en bevorderaars van windhandel; want het geliefkoosde stelsel der vijanden van den Heer mees verdient geenen beteren naam, en met juistheid zegt Prof. ackersdijck, bl. 51, hetgeen hij vervolgens nog nader uiteenzet, dat die soort van Bank, welke door de bestrijders der wetenschap, gelijk die alom in Europa onderwezen en verstaan wordt, zoo gaarne zou worden opgerigt, eene Bank zou zijn, welke insolvent opgerigt werd. De kundige Lezer oordeele en kieze!