Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 400]
| |
goede satirische, luimige en geestige poëzij, en elke bijdrage daartoe, mits zij van de echte soort is, moet ons welkom zijn. De Heer engelen, een man van veelzijdige talenten, en die in de laatste jaren door onderscheidene geschriften eenen welverdienden roem heeft ingeoogst, had vroeger door zijnen Dichterlijken Brief getoond, wat hij ook in dit vak vermogt. Van verschillende kanten is men over dat stuk gevallen. De hartstogten van het oogenblik, bijzondere betrekkingen enz. hadden daaraan ongetwijfeld eenigzins deel, en de onbevooroordeelde lezer, die het stuk nu ter hand neemt, zal moeten erkennen, dat daarin veel goeds niet alleen, maar veel waars is gezegd. Dat de Dichter zich hier en daar door zijnen ijver te verre liet vervoeren, is intusschen even min te ontkennen, en het is loffelijk gehandeld, wanneer hij zelf, in deze Nanutsvoorlezing, wel niet terugneemt, wat hij gezegd heeft, maar toch het al te stoute van zijne taal verontschuldigt: Zoo 'k eenmaal, om de schim van Bilderdijk te wreken,
Wat al te vrij en licht, al te onbedacht mocht spreken,
't Geschiedde in 't openbaar, en 't deed me zelfs verdriet,
Zoo 'k iemand onverdiend beleedigde in mijn lied, enz.
Hij levert in dit stukje eene nieuwe proeve van zijn talent, en hier althans is niets, wat iemand kan beleedigen. Het stuk loopt over 's menschen ontevredenheid met zijn lot en de oorzaken dezer algemeene zielsziekte. Ook hier geeft engelen een bewijs van zijne bekwaamheid in het overbrengen der oude Dichters, en de vertalingen uit de Satiren van horatius, die hier voorkomen, zijn zoo gelukkig en los, dat men aan geene vertaling zou denken. Maar niet minder geestig, ongedwongen en los zijn de oorspronkelijke gedeelten van deze Nanutsvoorlezing, waarbij de beschrijving van het leven te Elburg, en vooral van de vergadering van het Nut en Nanut, door onschuldige luim en geestigheid uitmunten, en ook geen der Elburgers zal kunnen kwetsen. De schildering van de wijze, waarop hij den dag doorbrengt, gedeeltelijk horatius gevolgd, maar door wijze van bewerking tot 's Dichters eigen werk gemaakt, is niet minder gelukkig uitgevallen. De Heer engelen heeft dan door dit stukje op nieuw zijnen dichterlijken roem gehandhaafd. Hij is een voorbeeld | |
[pagina 401]
| |
van gelukkige beoefening der oude letteren, zoodat deze op de voortbrengselen van eigen geest eenen weldadigen invloed heeft, en vrijwaart voor den valschen smaak, dien de uitsluitende beoefening der nieuwste, vooral Fransche, litteratuur zoo ligtelijk aanbrengt. Eene proeve te geven, is moeijelijk; want, om den Dichter regt te doen wedervaren, zou zij te groot moeten zijn. Liever wekt Rec. zijne lezers op, om zich het boekje aan te schaffen, hen verzekerende, dat hij, ook wat het werktuigelijke der kunst aangaat, goede verzen zal aantreffen. De Heer engelen geve ons meer dergelijke proeven! |
|