Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 328]
| |
Indien de smaak van ons publiek met die van het Engelsche overeenstemt, dan moet dit boekje van eene gunstige ontvangst verzekerd zijn; het is toch naar een' derden druk vertaald. Het bevat gesprekken van eene moeder met haren zoon, waarin zij dezen van de Goddelijkheid des Christendoms tracht te overtuigen. Als bewijzen daarvoor worden in eenige hoofdstukken behandeld: het lijden der vroegere Christenen, de wonderen, de voorspellingen, de aard en uitwerkselen van het geloof. Rec. zal niet ontkennen, dat over een en ander in dit boekje goeds gezegd wordt. Maar het geheel behaagde hem volstrekt niet, en hij kan zich niet begrijpen, hoe men het ter vertaling heeft kunnen kiezen. De vorm is allerongelukkigst. Het mist alle behagelijkheid en is langwijlig en vervelend. Het kind weet nu eens te veel, dan weder te weinig. Uit de inleiding ziet men vrij duidelijk, dat het een vervolg is op een ander boekje. Wat nu de voorstelling der zaken betreft, deze laat dikwijls veel te wenschen over. Vooral daar, waarover de voorspellingen wordt gehandeld, wil de Schrijfster tot in de kleinste bijzonderheden de vervulling aantoonen, vervalt daardoor tot kleingeestige verklaringen en gewrongenheden, die de goede zaak meer benadeelen dan bevoordeelen en vindt zeer dikwijls voorspellingen, waar de gezonde uitlegkunde ze niet kan erkennen. Het eerste is vooral het geval met het vijfde hoofdstuk. Hare bepaling van een wonder, bl. 49, is ook zeer gebrekkig. Het ontbreekt niet aan vreemde en verouderde voorstellingen, vooral aan de typische verklaring van verschillende punten uit het O.V. Met één woord, Rec. loopt niet hoog met dit boekje, wacht van hetzelve weinig nut, en kan het geen groot debiet toewenschen. |
|