hooren laat. - Dit deel mogt natuurlijk niet lang zijn; maar hoe kort worden vele zaken bijeengedrongen! zoo zelfs, dat het op den stijl, anders bij dermout zoo deftig en numereus, invloed heeft. Wat kan korter en zaakrijker zijn, dan b.v. dit: ‘De magtige Monarch van Babels rijk, zijne eigene regering willende doen huldigen in een gulden beeld, op hoogverheven zuil geplaatst, en den feestelijken dag ter inwijding van deze buitensporige eerdienst hebbende aangekondigd, scheen van de algemeene deelneming zijner onderdanen niet zóó verzekerd, of eene verschrikkelijke strafoefening, terstond te voltrekken aan elk, die zich voor zijnen wil niet boog, moest zijn gebod ondersteunen.’
Van het tweede deel wordt het plan dus opgegeven: ‘Het was in Babels trotsche wereldstad en in nebucadnezar's eeuw niet voor het eerst noch voor het laatst, dat de Opperheer der wereld Zijne grootheid in het verlossen ten toon spreidde. Door al de eeuwen heen staat de gedenkspreuk, die in onzen tekst vervat is, in de geschiedenis te lezen, en wij achten deze lofspraak waardig, om, tot eer des Allerhoogsten, niet slechts in algemeene trekken, maar ook met toepassing op de stof der gedachtenis van dezen dag, uitgebreid en overwogen te worden. Laat ons dan de onvergelijkelijke wijze, waarop God kan verlossen, opmerken: in het onheil waaruit, den tijd wanneer, de middelen waardoor, en het heilig oogmerk, waartoe Hij verlost.’
‘De hitte des vuurs, gij hebt het daar gehoord, wederhoudt het vermogen des Almagtigen niet, en geen onheil is er, waaruit Zijne hand niet verlossen kan. - Van de krachtige redding des Allerhoogsten kunnen zij getuigen, die ooit, door sellen nood gedreven, als niemand helpen konde, uit de benaauwdheid tot Hem geroepen hebben; de geboeiden in ketenen’ enz. ‘Toen gij gebogen laagt, o Israël! tusschen de rijgen der tigchelsteenen en uw jammergeschrei opklom tot de wolken, verwekte Hij uwen mozes en deed paard