vingerzetting is, is in de Teekenkunst het maken van lijnen, in allerlei rigtingen, ter verkrijging van eene vaste hand.
Wat echter, deze wijze van behandeling zich voorgesteld hebbende, de Heer meyboom in de verschillende afdeelingen over de opgegevene onderwerpen zegt, is over het algemeen zeer juist, hoezeer hier en daar minder breedvoerigheid de duidelijkheid zoude bevorderd hebben. Zulks is, onzes inziens, vooral het geval in de zevende afdeeling, waarin over de eerste grondbeginselen der Doorzigtkunde gehandeld wordt; hebbende de Schrijver echter een nuttig werk verrigt, door eene bijzondere afdeeling aan de grondbeginselen van licht en schaduw te wijden, daar dit vooral bij het bouwkundig teekenen van hoog belang, en men buiten twijfel bij het onderwijs hierin nog niet op de ware hoogte der beoefening gekomen is.
Veel nieuws ontmoeten wij hier niet. Betrekkelijk de Perspectief treffen wij hier, wat de voorbeelden aangaat, bijkans dezelfde aan, die wij in de Fransche en Duitsche uitgave der Perspectiva practica, alsmede bij van houten, desargues en anderen reeds vinden; en wanneer wij, bij den voortgang der kunst, den belangrijken voorraad van voorbeelden, b.v. voor het ornament van soyer, krafft, plon, en voor het handteekenen in de Cours élémentaire van chatillon, benevens de studiën van reverdin, julien en dergelijke niet bezaten, zouden wij, om van een dergelijk werkje als dat van meyboom te spreken, de vóór 30 jaren uitgekomene stukjes van numan, de beoefening der teekenkunde door de eerste gronden der meetkunde gemakkelijk gemaakt, waar de figuren vast, kantig en geestig geteekend zijn, ook nog in onzen tijd geheel niet verwerpelijk vinden, maar hetzelve ook nog hoogelijk, bij het onderhavige werkje, voor het onderwijs aanprijzen.
De teekening der figuren kon over het algemeen wel wat juister zijn, en als voorbeelden, ter verkrijging eener goede manier van opschaduwen, zouden wij ze breeder en fikscher gewenscht hebben, daar vele weinig effect van licht en bruin hebben. Ook de steendruk laat nog al wat te wenschen over. - Nut te stichten, heeft de Schrijver zich ten doel gesteld. Wij eindigen dus ons verslag met zijnen wensch, ‘dat zij, die deze grondbeginselen gebruiken, eenig nut daarvan mogen hebben;’ er tevens den onzen bijvoegende, dat de grondige kennis der Teeken- en Schilderkunst, bij