Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijScherts en Ernst; door L. Rellstab. Uit het Hoogduitsch. Te Zaltbommel, bij J. Noman en Zoon. 1838. In gr. 8vo. XIV, 226 bl. f 2-60.Het grootste gedeelte van dit boeksken bestaat uit kleine, luimige, schertsende opstellen, die wel niet magtig veel om het lijf hebben, maar zich door den aangenamen, onderhoudenden stijl met genoegen laten lezen. Het meerendeel ware echter meer geschikt voor het Mengelwerk van een Tijdschrift, dan voor eenen aszonderlijken bundel. Wij kunnen alles niet opnoemen, maar Kiliaan op den 3 Augustus, Strahlauer vischtogt, en Kersmisbezoek zijn vol geest en leven. Van het laatstgenoemde stukje is het denkbeeld kluchtig. 't Is het verslag van een KersmisbezoekGa naar voetnoot(*) te Berlijn door eenen Turk. Grappig zijn zijne uitdrukkingen, en dwingen | |
[pagina 273]
| |
den ernstigsten een' lach af. Hij noemt b.v. eenen postmeester postpacha, de kramen bazars, enz. Men hoore een paar trekjes uit vele: ‘De moskéën, die zoo weinig in getal zijn, dat het waarlijk schande is - naauwelijks een dozijn in die groote stad - zijn de geheele week gesloten, en men mag er niet eens in. Slechts zondags worden zij geopend, en dan, heb ik mij laten zeggen, blijven nog meer Christenen er buiten, dan er inkomen. 't Is echter ook niet anders mogelijk, want de stad heeft 250,000 inwoners, (dus ongeveer een vierde zooveel als Stamboul, welk toch de Sultane aller steden en de parel in den diadeem des Proseten blijft) en als alle moskéën tot de laatste plaats toe vol waren, zoo zouden toch naauwelijks 50,000 er in kunnen! De Christenen vieren dus hun Bairamsfeest geenszins met vroomheid, maar door enkel dwaasheden, die mij zoo onbegrijpelijk voorkomen, dat ik dikwijls mijne oogen niet vertrouwe.’ Men hoore hem over de speelgoedkramen: ‘In andere kramen zag ik vele duizende soldaten, in lood afgebeeld. Is het niet goddeloos, de kinderen, want deze spelen oorlog met die soldaten, zoo tot twist en tweedragt op te voeden? Dit geschiedt op andere wijze nog veel meer; want geheele kasten van dezen Christenbazar zijn met kleine wapenen, sabels, pistolen, geweren, degens, speren, dolken, vaandels, trompetten, trommels en ander krijgstuig opgevuld. En toch wordt de jeugd daardoor niet krijgshastig, noch op andere wijze gehard, maar zij maakt slechts een woest geweld met de wapenen. Ik zag althans geen knaap een paard berijden, met pistolen naar 't wit schieten, of iets dergelijks, wat wij onze jeugd doen beoefenen. Wij stellen haar den krijg voor als een kwaad, waarop men moet voorbereid zijn; de Christenen doen hem voorkomen als een woest vermaak, waartoe men het hart vroegtijdig opwekt.’ En zoo gaat het verder. Het uitvoerigste opstel is eene Verhandeling over de ijzeren Spoorwegen. Rellstab doet ze beschouwen als eene Europesche noodzakelijkheid; en, schoon zijne verwachtingen van den, door algemeen gebruik van dit middel tot snelle gemeenschap, veranderden toestand onzes werelddeels wat dichterlijk zijn gekleurd, wanneer hij vraagt, of men niet nog veel ongeloofelijker dingen aan het levende geslacht zou gezegd hebben, indien men bij den aanvang der Drukkunst | |
[pagina 274]
| |
alle de gevolgen dier uitvinding tot op onzen tijd hadde voorspeld, dan kunnen wij hem niet tegenspreken. |
|