Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839
(1839)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |
La Politique, dégagée des illusions libérales; appel aux Souverains et aux Peuples, par Jonkheer Don Antonio Lopez de Fonseca, M.R.S.L., Auteur de la Canne magique, des Observations sur la Loi sondamentale, du British Drill et the Theory of the Insantry movements. II Volumes. La Haye, J. Kips, J.H.Z. 1838. gr. 8vo. XXII et 669 pag. f 5-:De Schrijver, die zich noemt Jonkheer Don antonio lopez de fonseca, beroept zich in dit werk nog al dikwijls op zijne eigene vroegere opstellen, die hier op den titel zijn opgesomd. Vooral is hij verbazend ingenomen met zijn werk la Canne magique. In zijne Préface voor het onderhavige schrijft hij, bl. XIII: ‘Pourquoi la Gazette de Breda a-t-elle été le seul journal qui alt donné des extraits de la Canne magique, ouvrage publié à la Haye, en 1831, dans lequel les erreurs et les dangers du Libéralisme et les menées persides des Démagogues, pour s'élever au pouvoir, sont développés de la manière la plus évidente, et dont les noms de gobeplace, de brouilleton, gripelong, troublemonde, la tapagerie, trompesot, Lord agewisdom devraient depuis six ans avoir été européens?’ Welk eene gunstige beoordeeling levert hier de Schrijver van zijn eigen, gelijk hij erkent, meest overal vergeten werk! Niet allen dachten zoo gunstig over de Canne magique. Libry bagnano, oud Redacteur van den Belgischen National, en zeker geen vriend der omwentelingen van 1830, zegt in zijn werk de l'Autocratie de la Presse, bl. 214Ga naar voetnoot(*): ‘C'est depuis trois ans seulement que l'on ose imprimer en Hollande ce srançais de paillasse, dont le pays n'avait même point eu l'idée auparavant.... Abstraction saite encore de l'oubli de toutes les règles principales de la syntaxe et de la grammaire, l'on vous régale à chaque instant d'écrits où les participes sont sans cesse estropiés, les concordances des temps des verbes perpétuellement violées, où les genres se trouvent confondus etc. etc., où ensin la langue devient méconnaissable et le sublime ridicule. - Si vous en doutez un | |
[pagina 258]
| |
seul instant, prenez.... j'éprouve ici l'émbarras du choix: prenez, au hasard, par exemple, la Canne magique, dont l'auteur a gardé l'anonyme, mais que l'on a dit être un sieur F*** ou de F***, né Belge, et ayant habité longtemps, à ce que l'on assure, l'Angleterre, où il est peu probable du reste qu'il ait trouvé à publier souvent des écrits de la même force. - Je ne veux pas plus m'occuper du sujet que de la sorme adoptée par l'écrivain, quoique l'absoiutisme soit aussi déplacé en Hollande qu'il est niais de la part de l'auteur de reproduire la fiction d'un talisman ayant la propriété de rendre invisible ou méconnaissable quiconque en est muni, rabachage, ressissé mille et mille sois depuis l'anneau de Gigès jusqu'aux Fantoccini que l'élégant nodier nous a souvent montrés dans le seuilleton de la mordante Quotidienne. - Soyez absolutiste si cela vous amuse, quoique dans un pays de liberté; endossez même la vieille sripperie de la sable; mais avant de prendre la plume, apprenez au moins les règles élémentaires des concordances grammaticales: en un mot l'A.B.C. de l'art d'écrire.’ (Volgt eene opgaaf van taalsouten.) - ‘Tout l'ouvrage est de ce style,’ etc. Tot dusverre libry. Thans levert ons de Auteur dier beroemde Canne Magique zijne Staatkunde, bevrijd van de liberale begoochelingen, en wendt zich daarmede tot Vorsten en volken, om hen te onderrigten. Het ware en het valsche wordt er zonderling ondereen gemengd; maar er zijn toch vele gegronde opmerkingen in te vinden, en de Schrijver zoekt thans geenszins het Absolutismus voor te staan. Wel hecht hij nog, op ons altijd onbegrijpelijke gronden, aan het zoogenaamde Droit Divin der gezaghebbenden, hetwelk dan toch, naar het denkbeeld: Toute puissance vient indirectement de Dieu, (eene waarheid, die echter hier niets ter zake doet) even gold van de potter, toen hij eenigen tijd meester was, als naderhand van leopold, en even goed van hem, als van Koning willem, kan gezegd worden; eene stelling, die beurtelings het gezag van de bourbons, van robespierre, van napoleon, van louis-philippe heiligt. Maar hij erkent niet alleen, dat alle gezag natuurlijke grenzen heeft, onafhankelijk zelfs van de perken, die er bij deze of gene beschrevene of costumiere Grondwet aan worden gesteld; hij wil zelfs den constitutionelen regeringsvorm aan- | |
[pagina 259]
| |
bevelen, echter op die wijze, gelijk hij denzelven doelmatig oordeelt. Hij beoogt namelijk vertegenwoordiging niet van personen of landen, maar van belangen en standen. Hij wenscht den Vorst te gelijker tijd ondersteund en beperkt te zien door den invloed van drie Aristocratiën, die des Adels, die des Rijkdoms, en die der Wetenschap. Naar zijn inzien is de erfelijkheid niet alleen onmisbaar in de Troonopvolging, maar ook in de eerste Kamer, of die der Pairs, die dan natuurlijk uit Edelen bestaan moet. Doch de Asgevaardigden der Standen moeten niet slechts gekozen worden uit hen, die de belangen van handel, landbouw en nijverheid kennen en bevorderen. Neen! ook zij, die de verstandelijke en zedelijke belangen der Natie beter dan anderen kunnen beoordeelen, de mannen van begaafdheid en kunde, de schrijvers en geleerden van den eersten rang, moeten, tot handhaving van waarheid en regt, tot uitbreiding van verlichting en deugd, invloed hebben op de wetgeving, en afgevaardigden zenden. Hij wil tot dat einde eenen stand van geleerden erkennen, niet bestaande uit alle gepromoveerden, noch ook alleen uit dezen, maar uit eene orde van Begaafdheid of Talent, waarin allen, die in eenig vak van wetenschap uitmunten, zouden moeten worden opgenomen, en waartoe van regtswege alle Hoogleeraren en alle Rectoren zouden behooren. Nopens de Rectoren is dat wat te ruim, daar men er dan ook alle Advocaten, Geneesheeren en Godsdienstleeraars bij moet nemen, en zoo neen, zich dan bepalen tot de Leden van het Koninklijk Instituut, en voorts tot alle Prosessoren aan alle Akademiën en Athenaeën. - Deze denkbeelden des Schrijvers verdienen wel eenige overweging. - Minder gelukkig is de Schrijver in zijne wederlegging der Liberalen en hunner hoofdstellingen. Vooreerst, omdat hij alle Liberalen voor sortuinzoekers of voor bedrogenen schijnt te houden; ten tweede, omdat hij veel in bescherming neemt, hetgeen op goede gronden door de Liberalen bestreden wordt, b.v. de loterijen en het bestaan van eene heerschende Godsdienst. Bij het laatste punt moet vooral in het oog worden gehouden, hoe moeijelijk het is, constitutionelen voorrang aan deze of gene gezindheid toe te kennen. De denkwijs der meerderheid van het welopgevoed gedeelte eener Natie kan langzamerhand veranderen. Hoe onnatuurlijk wordt het dan, dat echter die Godsdienstleer de heerschende blijst, welke niet langer wordt aangekleefd | |
[pagina 260]
| |
door de meerderheid der geletterden en aanzienlijken: of moeten dezen dan slechts veinzen en huichelen? Zoo ja, dan worden Godsdienst en zedelijkheid ondermijnd. Dit zou de Schrijver toch zelf niet willen. Het is ons onmogelijk, in dit Tijdschrift in verdere discussie te treden; maar men ziet reeds genoeg, hoe zeer dit werk verdient getoetst te worden. Men leze het onbevooroordeeld, maar zij ook niet te haastig in het toejuichen, zoo min als in het afkeuren. De zaken zijn er te gewigtig toe. |
|