aangaat, als wat, overeenkomstig de vroegere en latere geschiedenis van het Pausdom, tegen het door hem in zijn Mandement, ten aanzien der bovengenoemde punten, gezegde, kan aangevoerd worden. Veel waarheid heeft hij hierin gezegd, die, hoewel overbekend en dikwijls herhaald, den onbepaalden voorstander der Hierarchie en der Pauselijke onseilbaarheid nog wel eens herinnerd mag worden. De manier van voorstellen echter des Schrijvers is wel wat omslagtig, en er wordt wel eens wat te veel bij overhoop gehaald, dat, beknopter en bezadigder voorgesteld, nog meer doel zou getrossen hebben.
De vertaling en de correctie van dit stukje konden hier en daar beter zijn. Onder de druksouten zal zekerlijk te rekenen zijn, dat bl. 66 paplas, lees papias, gezegd wordt in de 11de, lees in de 2de, eeuw geleefd te hebben, en bl. 74, constantinus pogenot, lees pogonatus; maar dat aldaar gelezen wordt, ‘de Bisschop hipponius,’ is misschien den Vertaler te wijten, die waarschijnlijk in het Fransch l'Evêque Hipponiën, of iets dergelijks, heeft gevonden, maar niet op de gedachte gekomen is, dat dit de Bisschop van Hippo in Asrika, namelijk augustinus, beteekende, van wien onmiddellijk te voren gesproken was. - Ons bestek laat niet toe, bij verdere bijzonderheden van dit in zeker opzigt niet onbelangrijke vlugschrift stil te staan.