Het zilveren landelijk Feest, of Oranje boven, den 17den November 1813, en de blijde aankomst van Z.K.H. den Heere Prince van Oranje en Nassau, thans Nederlands geliefden Koning, te Scheveningen, den 30sten daaraanvolgende. Door M. Baak.
Alwat wij hier kunnen lezen, is door baak zelv', als oog- en oorgetuige, beschreven. Van alles nu, wat Vaderland en Koning geldt, het goede te zien en te hooren, verheugt iederen Vaderlander; maar het zóó beschreven te zien, als hier, kan ons volstrekt niet smaken. Had de maker, vóór de uitgave van het stukje, indien hem bijzondere redenen hierin niet verhinderden, zijn handschrift eens aan een' onzer Dichters, b.v. aan zijnen dorpgenoot, den verdienstelijken gebel, ter beoordeeling gegeven, de uitgave van dit vers, zoo ver beneden de waarde en belangrijkheid van het onderwerp, ware hem voorzeker afgeraden. Nu bewandelt baak zijn eigen pad; geen wonder dus, (want de man heeft geen het minste denkbeeld zelfs van het werktuigelijke der Poëzij) dat wij stooten op regels als deze; en men moge gerust de versificatie van het geheel naar dezelve beoordeelen:
Blijft
,
hoogendorp volharden, verbeidt