van Pompeji door de uitbarsting van den Vesuvius zijn de geschiedkundige daadzaken, waaraan zich eene vrij avontuurlijke geschiedenis vastknoopt. Het tweede Verhaal is uit de Christelijke oudheid ontleend, schoon de bladzijde der kerkelijke Geschiedenis niet zeer gelukkig gekozen is. Althans wij hadden liever iets anders tot grondslag genomen gezien, dan de hevige twisten met de Arianen en het Concilie van Nicea. De geschiedenis is overigens onderhoudend geschreven, schoon het hier evenmin, als in No. 1, hapert aan onwaarschijnlijkheden. Homousios, hier gedurig voorkomende, moet homoöusios zijn.
Kortom, op zichzelve zijn deze twee Verhalen juist niet verwerpelijk; maar ze als Verhalen uit de vroegste Eeuwen des Christendoms aan te kondigen, is eene verkeerdheid, ten gevolge waarvan hij, die het werkje dezen titel gaf, het aan zijne handelwijze te wijten heeft, wanneer het boek tegenvalt, aangezien zulks alleen op het tweede, en dan nog slechts ten deele, toepasselijk is.