en ook hier komt de slotsom zijner navorschingen met die van den Heer dresselhuis overeen; daar de laatste Carlovingische munt uit den tijd van karel den Kalen is (bl. 42 der aangekondigde Verhandeling), en dus, na de wraakoefening van den Noorman rollo, Walcheren, gedurende omstreeks honderd jaren, bijna geheel ontvolkt, en Domburg, of hoe het toen ook heette, verwoest is gebleven.
Maar, behalve de munten, zijn er ook bij Domburg, van tijd tot tijd, eenige andere voorwerpen gevonden, die den aard en den graad der beschaving van de oude bevolking, door onderscheidene eeuwen heen, eenigermate doen kennen. Ook deze werktuigen, versierselen, huisgeraden enz., in het bezit van het Genootschap, worden door den Heer macaré beschreven. Verder vindt men, op vijf onderscheidene, voortreffelijk door de Heeren koole en roest, te Middelburg, gesteendrukte platen, de afbeelding van al de vermelde munten, versierselen, werktuigen enz.
Het blijkt ons uit deze Verhandeling, dat de Heer macaré allezins voor zijne taak berekend, en het opzigt over het Medaillekabinet des Genootschaps hem met volle regt is toebetrouwd.
Indien wij ons ééne aanmerking mogten veroorloven, zou het zijn, dat wij wel, na eene korte inleiding, eene verdeeling van het onderwerp gewenscht hadden, en daarna den eigenlijken inhoud van het stuk, naar die verdeeling bewerkt. Dit zou het overzigt gemakkelijker hebben gemaakt. Men gaat thans historisch door, en vindt dan wel rustpunten bij de verdere behandeling achtervolgens aangewezen, maar niets vooraf daarvan aangekondigd, zoodat de lezer niet reeds bij den aanvang eene schets in het hoofd heeft, maar eerst, aan het einde gekomen, zich eene schets van het afgehandelde ontwerpen kan.
Wij besluiten onze aanprijzende beoordeeling met de aanteekening m op bl. 42, waarvan wij de juistheid hiervoren reeds eenigzins hebben aangetoond: ‘Het