Volksnatuurkunde van den Mensch, enz. Door Perceval B. Lord, M.D. enz. IIde of laatste Deel. Te Amsterdam, bij Gebr. Diederichs. In gr. 8vo. 328 Bl. f 3-60.
Rec. heeft in de aankondiging van het eerste Deel dezes werks (Vaderl. Letteroef. 1837. No. 10. bl. 421-424) zijn oordeel over de strekking en den aard van dezen arbeid medegedeeld, en behoeft dus niet te herhalen, wat daar reeds gezegd is. Dezelfde goede en min goede eigenschappen, die het eerste Deel kenschetsen, merkt men ook op in dit tweede, waarmede nu het werk voltooid is. Ware het van meer wetenschappelijk belang en van blijvende waarde, zoodat wij er een' tweeden druk van konden verwachten, wij zouden op eenige misstellingen opmerkzaam maken (b.v. bl. 1 Sirene voor Siren; bl. 4 de zonderlinge redenering over de oorzaken der standvastige evenredigheid tusschen de bestanddeelen der dampkringslucht, die volstrekt niets verklaart; bl. 20 de vergelijking der longen in de borstholte met eene ledige blaas, waarin van binnen een blaasbalg is geplaatst, 't geen zeker omgekeerd zijn moet, eene ledige blaas binnen in een' blaasbalg; bl. 67 de aan planten toegekende eigene warmte, eene zaak, welke zekerlijk toch zoo algemeen niet gesteld kan worden, enz. enz.); maar waartoe zou het dienen? - Er zijn boeken, die men aan hun lot moet overlaten en daaraan ook niet onttrekken kan.
Dikwerf vroeg Rec. zich af: waar blijven toch al de boeken, die jaarlijks worden uitgegeven? Het is een zonderling verschijnsel, bijkans even zonderling als de